Toespraak ter gelegenheid
G. A. van Wely
van het afscheid van prof. ir.
iedere ochtend aan zijn werk begint, zelfs een zekere blijmoedig
heid met zich meebrengt. Zo gebeurt het soms dat een homerisch
gelach door het gebouw klinkt dat tot boven in de toren opstijgt als
de reactie op een kwinkslag.
Wat heeft Van Wely hiermee te maken? Welnu: praktisch alles.
Onze Vakgroep is ervan overtuigd, dat aan de basis hiervan uw op
moderne principes berustende leiding lag, in alle eenvoud uitgeoe
fend, zoals uw stijl van leven en optreden is, zowel in uw werk als
daarbuiten; met een houding van onafhankelijkheid, ook van wel-
vaarts modeverschijnselen; met een groot gevoel voor humor.
U had voor iedereen tijd. U was gemakkelijk te benaderen zoals dat
heet; altijd aanwezig als het moest. Hierdoor kende u elk lid van de
Vakgroep persoonlijk, en ook zijn gezin. U probeerde altijd de best
constructieve raad te geven, die mogelijk was.
Uw persoonlijkheid straalt een evenwichtigheid uit, die zijn neerslag
heeft gevonden in de werkatmosfeer van onze Vakgroep, en waar
voor men de grootste bewondering moet hebben. Hier past het om
van onze grote en oprechte erkentelijkheid te getuigen.
Ik zou schromelijk tekort schieten als ik u, mevrouw Van Wely, niet
in deze dank zou betrekken. Hoewel de zoëven genoemde karakter
eigenschappen in een man in beginsel aanwezig moeten zijn om
Geachte toehoorders.
Professor Van Wely, het is namens de ,,bijprodukten" dat ik deze
middag het woord mag voeren. Deze term ,,bijprodukten" zal voor
u als voorzitter van een deelprojectgroep van de Stichting Studie
centrum voor Vastgoedinformatie, waarin dit woord als hoofdken
merk voorkomt, onmiddellijk duidelijk zijn. U begrijpt waarschijnlijk
dan ook wel wat ik ermee bedoel. Voor de overige toehoorders zal
ik een nadere toelichting geven op deze term.
Uw functie bij de Landbouwhogeschool, beter gezegd, uw activi
teiten in Wageningen, zijn slechts een gedeelte van uw werk. U
hebt altijd veel aandacht geschonken aan andere zaken, aan zeer
officiële zaken ik denk hierbij aan uw werk als voorzitter van de
voorlopige Centrale Kaarteringsraad maar vooral ook aan de wat
minder officiële zaken en dan kom ik aan de bijprodukten. Ik denk
hierbij aan uw bijdragen, uw werken en denken in verenigingen op
landmeetkundig gebied. Het zou natuurlijk aardig zijn nu een op
somming te geven van uw lidmaatschappen en bestuursfuncties in
deze verenigingen. Om praktische redenen, een begrip dat u waar
schijnlijk erg aanspreekt, doe ik dat niet. Ik ben namelijk bang dat
ik het een en ander zou vergeten.
Hoewel de meesten van de aanwezigen u wel aardig zullen kennen,
wil ik in het kort hier schetsen hoe uw gedragingen in die verenigin
gen door anderen werden ervaren. Ik zeg hier bewust „anderen",
toch realiseer ik mij, dat persoonlijk getinte ervaring de boventoon
zal voeren. Ik kom dan al snel bij onze contacten binnen de Gel
derse Landmeetkundige Contactkring. Binnen deze Contactkring,
die inmiddels zo'n tien jaar functioneert, bent u steeds actief ge
weest als bestuurslid.
Sommigen hebben misschien weieens gedacht, zou die Van Wely
nou niks anders te doen hebben dan bijeenkomsten te bezoeken
van een stelletje landmeetkundigen, in het algemeen met minder
„zware" of geen titels, bij gemeenten, Provincie, Kadaster, Rijks
waterstaat en het onderwijs?
Directe belangen waren voor u op het eerste gezicht niet aanwezig.
Ik denk dat uw interesse in wat er aan de basis gebeurde echter zo
groot was, dat u dit niet wilde missen, een titel was daarbij niet zo
belangrijk voor u. Door de belangstelling die u toonde voor allerlei
onderwerpen die werden behandeld, hebt u het vertrouwen ver
overd van de leden van de GLC. Uw aansporing om een op zo'n
vergadering gehouden lezing als artikel in te zenden voor Geodesia,
en de overtuigingskracht die u toonde om vakgenoten te laten in
zien dat een in hun ogen eenvoudig verhaal of een eenvoudige be
schrijving van werkzaamheden voor anderen van belang kan zijn,
heb ik persoonlijk als uiterst waardevol ervaren.
Gesprekken over landmeetkundige zaken, of dat nu ingewikkelde
of eenvoudige zaken waren, voerde u met dezelfde interesse. Ik
denk dat velen daardoor werden gestimuleerd in hun werk; u hebt
er in ieder geval toe bijgedragen, dat men een ruimere belang
stelling kreeg voor ons vak.
Ik denk dat u daardoor hebt kunnen laten zien dat landmeetkunde
niet alleen in Wageningen en Delft wordt bedreven. Het totale vak
gebied, uitgeoefend door geodetisch ingenieurs, HTS-ingenieurs,
en vooral ook al diegenen die zich via een andere vaak langdurige
128
naar buiten te kunnen treden, is zijn levensgezellin, door de plaats
die zij inneemt en door haar meeleven, zeker van invloed en vaak
beslissend hoe en in welke mate dit gebeurt, door haar beroep op,
wat ik zou willen noemen, zijn ridderlijkheid. Welnu, zou ik, na de
persoonlijkheid van uw echtgenoot beschreven te hebben met als
kader een schets van de omgeving waarin hij zijn door hem zo
geliefd beroep heeft uitgeoefend, nog iets moeten toevoegen?
Professor Van Wely, in overleg met u was besloten dat u geen per
soonlijk geschenk zal worden aangeboden. In plaats daarvan wilde
u dat een landmeetkundige ondersteuning in de vorm van bijv. in
strumenten of literatuur aan een landbouwkundig project in een
ontwikkelingsland wordt verleend, waar dit dringend nodig is. Ik
kan u meedelen dat voor dit doel een bedrag van vier cijfers met als
eerste cijfer niet het kleinste oneven getal (met een redelijke stan
daarddeviatie wel te verstaan) is bijeengebracht. De rekening staat
nog open. Onze hartelijke dank hiervoor gaat uit aan hen die hier
aan hebben bijgedragen. Er is nog geen besluit gevallen wat betreft
de bestemming van het geld.
Wij wensen u, en mevrouw Van Wely, nog vele gezonde en actieve
jaren toe te midden van hen die u dierbaar zijn.
Dank u voor uw aandacht.
en moeilijke studie in het vak hebben bekwaamd, kon bij u terecht.
Het Laboratorium voor Landmeetkunde stond voor iedereen open.
Ik heb weieens gedacht dat dat aan de naam lag. Laboratorium
voor Landmeetkunde klinkt toch voor velen wat toegankelijker dan
Laboratorium voor Geodesie. Toch kan men ook in Delft natuurlijk
terecht voor adviezen, maar ja, Van Wely zit in Wageningen.
Als voorzitter van de Stichting Nederlands Genootschap voor
Landmeetkunde wil ik nu enkele landelijke activiteiten van u nader
toelichten. Al heel lang zijn er nauwe banden tussen de Stichting
NGL en u. Voor zover ik dat heb kunnen achterhalen, is alles echt
begonnen in 1965. In een bestuursvergadering van het NGL kwam
de opvolging van ir. Van der Schaaf aan de orde als wetenschappe
lijk adviseur van het tijdschrift Geodesia. Tijdens die vergadering
werden een drietal namen genoemd van mogelijke kandidaten voor
deze functie. Hoelang en hoe fel de discussie toen is geweest, weet
ik niet, maar het uiteindelijke resultaat was een brief van 27 oktober
1965 aan u, met het verzoek of u zich beschikbaar wilde stellen voor
de functie van wetenschappelijk adviseur van Geodesia. Misschien
heeft bij die keuze wel de kwaliteit meegespeeld van uw lezing op
het 2e NGL congres in 1963, waar u sprak over het onderwerp ,,ln-
direkte afstandsmeting voor de bepaling van de meetkundige
grondslag".
Veel bedenktijd had u na dat verzoek niet nodig, want reeds op 8
november 1965 schreef u in een zeer kort briefje dat u gaarne bereid
was op te treden als wetenschappelijk adviseur van Geodesia.
Deze functie hebt u vervuld tot december 1979, tot het samengaan
van Geodesia met het NGT; veertien jaar lang hebt u het gebeuren
van Geodesia op de voet gevolgd. In die periode zijn er banden ont
staan met de Stichting die zeer hecht waren. Niet alleen de redactie
kon altijd bij u terecht maar ook het bestuur kwam regelmatig bij
u op bezoek om advies in te winnen. Vaak werd op uw advies een
spreker benaderd voor een studiedag of congres. In 1967 en 1969
was u ook forumvoorzitter op het NGL congres. Uw kennis van het
doen en laten van de Stichting is natuurlijk van belang geweest
toen werd gesproken over de herstructurering van het verenigings-
gebeuren in de jaren 1966-1970. U was één van de mensen die
reeds in die jaren het belang inzagen van een nauwere samen
werking tussen de verschillende landmeetkundige verenigingen.
Reeds toen hebt u vanuit de NLF, de laatste jaren zelfs als voor
zitter, uw best gedaan om één sterke landmeetkundige organisatie
te krijgen. U wist zo goed hoe omvangrijk het landmeetkundig ge
beuren buiten uw eigen NLF was. Toen dit niet lukte, hebt u als
eerste voorzitter van de NVG contact kunnen houden tussen de
ingenieursvereniging NVG en het NGL. Dat was toen niet zo een
voudig; over en weer waren nogal wat irritaties ontstaan; de kloof
tussen academici en niet-academici in de landmeetkunde was weer
breder en dieper geworden. U hebt zelfs uw functie als weten
schappelijk adviseur binnen het NGL bestuur ter discussie gesteld.
Via de eindredacteur hebt u gevraagd of de combinatie van NVG
voorzitter en wetenschappelijk adviseur van Geodesia wel mogelijk
was. Het toenmalige bestuur had echter zoveel vertrouwen in u,
dat u werd verzocht voor deze functie beschikbaar te blijven; geluk
kig mogen we wel zeggen.
NGT GEODESIA 83
door ing. W. Eimers.