had moeten brengen. Het is de bedoeling, dat het Obser vatorium zal deelnemen aan LASSO-onderzoek in ver band met eventuele toekomstige lanceringen. 4. De verwerking van metingen Evenals (zie onder 1) de fotografische richtingsmetingen vanaf de voormalige stations in Delft en omgeving, wer den de SLR-metingen die in Kootwijk sedert 1976 routi nematig en tijdens speciale campagnes worden gedaan (zie onder 3), door diverse onderzoekers gebruikt voor de bepaling van geodetische netwerken en van wereld wijde aardmodellen. Wat dit betreft vormen [Lerch et al, 1982] en [Reigber et al, 1982] recente voorbeelden. Bovendien werden de metingen gebruikt voor nauwkeu rige bepaling van satellietbanen, bijvoorbeeld ter onder steuning van de bepaling van het oceaanoppervlak met behulp van radar-hoogtemeting [Schutz en Tapley, 19801 en voor de schatting van aardrotatieparameters (Wilkins en Feissel, 19821. Toen, in 1979, NASA aan de THD het GEODYN baanbe- palings- en gegevensverwerkingsprogramma [Martin, 1978], leverde, werd daarmee de mogelijkheid geopend om zélf de SLR-metingen van Kootwijk, te zamen met die van elders, meer doelmatig te verwerken en geo detische en verwante grootheden te bepalen. Dit leidde tot een meer intensieve samenwerking tussen de Afde lingen der Geodesie en der Luchtvaart- en Ruimtevaart techniek van de THD, een samenwerking die uiterst vruchtbaar blijkt te zijn. Het onderzoek spitst zich daarbij toe op nauwkeurige baan- en relatieve stationsbepaling. De baanbepaling heeft een tweeledig doel: ten eerste de verwerking van radar-hoogtemetingen tot zeetopografische resultaten en ten tweede stationsbepaling volgens de baanmetho- de. De studies betreffende baan- en stationsbepaling worden zowel in de vorm van simulaties als van gege vensverwerking verricht. Tot nu toe werd het meeste onderzoek uitgevoerd in het kader van de SEASAT-1 (SURGE) en LAGEOS-projecten, zoals onder 3 is aange duid. [Wakker et al, 1982] namen de Kootwijkse metingen op in een wereldwijd SEASAT-1 SLR-metingenbestand, bepaalden nauwkeurige baanstukken tot lengten van zes dagen en vonden waarden voor de luchtweerstands- en zonreflectiecoëfficiënten van de satelliet. De baanstuk ken werden ook gebruikt om een gravitatieveld, opti maal afgestemd op het gereconstrueerde baanverloop van SEASAT-1, af te leiden. Door gebruik te maken van Doppler-waarnemingen van SEASAT-1 konden de coör dinaten van enkele Europese Doppler-volgstations wor den bepaald in het referentiestelsel dat voor de laser stations werd gekozen. Uitgaande van de door [Baarda, 1968] ontwikkelde B- methode van toetsen, ontwierp Vermaat een nieuwe techniek voor kwaliteitsbeheersing van SLR-metingen; kenmerkend hierbij is een variabele kritieke waarde voor de w-toets [Aardoom et al, 1982], [Krijnen en Van Gelder, 1980] pasten de betrouwbaar heidsgedachte [Baarda, 1968] toe op relatieve stations bepaling uit één of meer met SLR bemeten satellietover komsten. Zij schatten daarbij de grenswaarden van de afstandmeetfouten en de invloed van met zulke fouten behepte metingen op te bepalen interstationsafstanden. Samen met andere Europese en soortgelijke metingen van wereldwijd opgestelde Amerikaanse stations, wer den Kootwijkse SLR-metingen gebruikt om nauwkeurige baanstukken te bepalen en deze te gebruiken voor de NGT GEODESIA 83 meting van interstationsafstanden. Wat dit betreft, had den zulke afstanden op het Europese continent de eerste aandacht, in het bijzonder die, waarvan Kootwijk een eindpunt vormde. Daarbij werden diverse strategieën van combineren van metingen en verwerking daarvan toegepast, waarbij ge bruik werd gemaakt van de satellieten STARLETTE, GEOS-3 en LAGEOS, in samenhang met diverse model len voor het zwaartekrachtsveld en met waarden voor parameters die het krachtenveld, dat op de satellieten werkt, bepalen. Een uitvoerige beschrijving van dit werk en de resultaten daarvan zijn te vinden bij IWakker en Ambrosius, 1981]. Daarnaast werd langs de weg van simulatieberekeningen nagegaan wat de invloed is van fouten in het veronderstelde zwaartekrachtsveld en in aangenomen aardrotatieparameters op de bepaling van de interstationsafstanden. Zoals aangegeven onder 2, vergt het doeltreffend ver richten van SLR-metingen nauwkeurige voorspellingen van de satellietoverkomsten. Voornamelijk om de op brengst aan metingen van het systeem te Kootwijk te verbeteren en, in het bijzonder, om metingen op LAGEOS bij daglicht mogelijk te maken, richtte het baantechnische onderzoek zich ten dele op de extra polatie van waargenomen afstanden naar toekomstige tijdstippen. Hierbij werden verschillende wegen bewan deld. In één geval werd gebruik gemaakt van Kalman fil tertechnieken, uitgaande van afstandmetingen van slechts één station; zie [Wakker en Ambrosius, 1982] en [Vermeer, 1981]. Aan de andere kant wordt directe ex trapolatie van positie- en snelheidsvectoren op discrete begintijdstippen door numerieke integratie praktisch gebruikt, waarbij het Institute for Advanced Study in Orbital Mechanics van de Universiteit van Texas te Austin, Texas, VS, bereid is gevonden de beginvectoren voor LAGEOS toe te zenden. [Vermaat, 1982] voerde een wijziging van deze procedure in, die in het bijzonder nuttig is voor afgelegen SLR-stations, zoals bedoeld onder 5. 5. Laser-afstandmeting met transportabele appa ratuur Gezien de ontwikkelingslijn in de toepassing van ruimte technieken voor de geodesie en de geodynamica, werd in 1980 besloten dat aan de ontwikkeling van een nieuwe generatie van transportabele, zeer nauwkeurige SLR- apparatuur voorrang zou worden gegeven boven een be trekkelijk kostbare verbetering van het bestaande SLR- systeem te Kootwijk om dit tot derde-generatie presta ties te brengen. Deze beslissing werd ingegeven door de veelbelovende ontwikkeling van zulke transportabele apparatuur aan de Universiteit van Texas te Austin, VS [Silverberg, 1978] en door een idee voor een zeer mobiel, betrekkelijk goedkoop SLR-systeem, naar voren gebracht door [Wilson et al, 1978]. Tijdens het stadium van voorlopige gedachtenvorming over het nieuwe SLR-systeem, samen met TPD, bleek een gelijkgerichte belangstelling bij het Institut für Ange- wandte Geodasie If AGte Frankfurt am Main (DBR) en werd er besloten tot een trilaterale samenwerking tussen TPD, IfAG en THD, voor het ontwerp en de ontwikke ling van een transportabel SLR-systeem, dat modulair zou zijn opgebouwd en veelzijdig in zijn gebruiksmoge lijkheden. Tabel II geeft enkele karakteristieke gegevens van dit „Modular Transportable Laser Ranging System" (MTLRS), in het kort beschreven door [Aardoom en Wil son, 1983]. 153

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 11