FREQUENTIESTANDAARD NOMINAAL :10.23 MHz stabiliteit:1CT-^/dag Het GPS-systeem laat toe de volgende onbekenden te bepalen: de driedimensionele plaats (qp, X, H) of (Xk, Yk, h); de snelheid van de waarnemer: in het geval van de geodesie is deze snelheid gelijk aan nul, maar het systeem is ook bruikbaar aan boord van voertuigen, schepen of vliegtuigen; de tijd in een overeengekomen tijdschaal; de basiscomponenten afstand en richting tussen twee waarnemingsstations op het aardoppervlak. 4. Het werkingsprincipe van het GPS-systeem 4.1Inbreng van de satelliet Elke GPS-satelliet heeft een frequentiestandaard, of anders gezegd, een zeer stabiele oscillator, met een nominale frequentie f 10,23 MHz, aan boord. Van deze basisfrequentie worden afgeleid (zie fig. 3): a. twee draaggolven L,: 1575,42 MHz (10,23 MHz x 154) L2: 1227,60 MHz (10,23 MHz x 120) b. twee gedragen golven (of modulatiegolven) P-code 10,23 MHz (10,23 MHz x 1 C/A-code: 1,023 MHz (10,23 MHz x 0,1) De C/A-code (course acquisition code) zou men een be naderingscode kunnen noemen, terwijl de P-code (pre cision code) de nauwkeurigheidscode is. Deze gedragen golven worden omgevormd tot recht hoekige golven en volgens een binaire willekeurige manier gesuperponeerd op de draaggolven volgens het fasemodulatieprincipe. In het geval van de P-code krijgt men een gemoduleerde golftrein met een theoretische periode van 38 weken, maar in de praktijk zal de sequen tie om de week opnieuw beginnen. DRAAGGOLVEN MODULATIEGOLVEN Lj GOLF 1575,42 MHz 10.23 MHz 154 P CODE* 10.23 MHz 10.23 MHz 1 \-2 GOLF 1227.60 MHz 10.23 MHz 120 /\oF C/A CODE** 1,023 MHz 10.23 MHz 0.1 IDENTIFICATIE SATELLIET EFEMERIDEN TIJDPARAMETERS ATMOSFERISCHE PARAMETERS P CODE PRECIS ION CODE C/A CODE: COURSE ACQUISITION CODE Fig. 3. Go/fsysteem in de satelliet. In het geval van de C/A-code vindt een herhaling van de cyclus om de milliseconde plaats. Op de draaggolven wordt verder nog een informatiegolf gesuperponeerd (50 bits per seconde); deze bevat alle parameters die nodig zijn om de berekeningen in het waarnemingsstation te kunnen uitvoeren, zoals de correctieparameters van de tijdschaal, de baanparameters van de satelliet, de nume rieke waarden van bepaalde atmosferische parameters, de identificatie van de satelliet, enz. De satelliet beschikt over een klok die is gesynchroni seerd met de tijdschaal, die door het controlestation wordt bijgehouden. 4.2. Inbreng van de ontvanger in het waarnemingspunt De functie van de ontvanger bestaat in de demodulatie van de door de satelliet uitgezonden golftrein (L, P en C/A) of (L2 P of C/A) en de componenten ervan te exploiteren. De ontvanger beschikt verder over oscillatoren, die zo wel de draaggolven (L, of L2) als de gedragen golven (P of C/A) genereren. 4.3 De afstandmeting De afstand „waarnemer-satelliet" zal worden verkregen door eerst de gegenereerde C/A-code te verschuiven in de tijd tot een maximale correlatie ontstaat met de ont vangen C/A-componenten van de gemoduleerde golf. Vermits de C/A-code een zeer korte periode heeft 1 ms) zal deze correlatie zeer vlug worden verkregen. Nu kan men dezelfde procedure herhalen met de P-code, waar voor de correlatie nu ook vlug wordt verkregen, dank zij de voorafgaande benadering door de C/A-code. De ontvanger beschikt over een tijdschaal die bij bena dering is gesynchroniseerd met de tijdschaal in de satel liet. Op die manier kan een tijdsinterval At worden be paald als verschil tussen de klokaanwijzingen die, gezien door de ontvanger, respectievelijk de satelliet, met het lopende signaal corresponderen. Dit tijdsinterval is de gemeten grootheid en geeft de looptijd aan van de uitgezonden elektromagnetische golf van de satelliet tot de waarnemer. Indien nu ook de voortplantingssnelheid van de golf bekend is, kan hieruit de afstand „satelliet-waarnemer" worden bepaald. Daar de satelliet- en ontvangertijdschalen niet volledig gesyn chroniseerd zijn, meet men pseudo-afstanden. Vermits de snelheid van de golf zal worden beïnvloed door het medium waarin de golf zich voortplant, is het nodig correcties in te voeren voor de atmosferische refractie. Voor wat de ionosferische refractie betreft, is de correc tie vrij goed te bepalen dank zij het gebruik van de twee verschillende hoogfrequente draaggolven L, en L2. Voor wat de troposferische refractie betreft, is het probleem niet zo eenvoudig, en moet men gebruik maken van modellen, die dit medium beschrijven. Indien nu de pseudo-afstanden van de waarnemer tot vier satellieten bekend zijn op bepaalde tijdstippen, en in dien de posities van de satellieten bekend zijn in een con ventioneel assenstelsel, kan de positie van de waar nemer worden bepaald in datzelfde assenstelsel, dank zij de snijding van drie omwentelingshyperboloïden, waar van de brandpunten samenvallen met de satellieten. 4.4. Het meten van afstandveranderingen (Doppler) Naast de afstandmeting kunnen ook afstandverschillen worden bepaald met behulp van de draaggolven L, en L2. Hierbij maakt men gebruik van het Doppler-effect dat ontstaat door de relatieve verplaatsing van de satel lietzender ten opzichte van de waarnemer. In feite be paalt men de geïntegreerde radiale snelheid van de satel liet. Door de kennis van de Dopplerverschuiving, be paald over drie waarnemingsperioden, kan men de posi tie van de waarnemer bepalen door de snijding van drie omwentelingshyperboloïden waarvan de brandpunten 158 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 16