Als nadeel van het GPS-systeem moet aangehaald: Als gevolg van de grote vlieghoogte is het Doppler- effect minder uitgesproken, wat een minder goede bepaling van de positie van de waarnemer tot gevolg heeft. Radiale afstandverschillen kunnen maximaal 17 km bereiken over waarnemingsperioden van 30 s, terwijl in het TRANSIT-systeem dit verschil 150 km bereikt over dezelfde waarnemingsperiode. Als voordelen van het GPS-systeem moeten aan gehaald: de oscillatorstabilisatie is beter; gezien de vlieghoogte van 20 000 km (tegenover 1 000 km) zijn de vluchtbanen minder onderhevig aan het aardse gravitatieveld; het systeem is permanent bruikbaar, onafhankelijk van plaats of tijd; het systeem is praktisch niet onderhevig aan niet- gravitationele krachten. Bijkomend voordeel is het feit, dat de doorgang van een GPS-satelliet ongeveer zes uur in beslag neemt, terwijl dit slechts 20 min. is voor een TRANSIT-satelliet. Het aantal mogelijke waarnemingen per doorgang ligt dus aanmerkelijk hoger in het GPS-systeem, wat de nauw keurigheid dan weer verbetert. Dit zal de enige mogelijk heid zijn om de minder goede geometrische voorwaar den van het GPS-systeem te ondervangen. 8.2. De interferentiemethode I De interferentiemethode zal zeer waarschijnlijk de meest nauwkeurige methode worden in de toekomst. Deze techniek bestaat erin het tijdsverschil of het fase verschil te bepalen van eenzelfde inkomend elektro magnetisch signaal in twee of meer waarnemingsstati ons, die vrij ver van elkaar liggen (tot 300 km). Er bestaan theoretisch twee mogelijkheden in het GPS- systeem, nadat de demodulatie heeft plaatsgehad: Men meet het tijdsverschil tussen de ontvangst van de willekeurige gedragen golftrein in de twee waar nemingsstations. Deze methode wordt reeds ge bruikt in de VLBI-techniek (Very Long Base Interfero- metry). Het tijdsprobleem is hier zeer belangrijk, om dat beide stations hun eigen tijdschaal hebben en, gezien de vaak grote afstand, deze zeer moeilijk te synchroniseren zijn. Men meet het faseverschil in de twee waarnemings stations van de continue draaggolf (L, of L2). 8.3. Vergelijking van de drie methoden Een volledige vergelijking is niet mogelijk, omdat de in terferentiemethode nog steeds in een onderzoekfase verkeert, terwijl de twee andere methoden reeds vol doende werden uitgetest, en de foutenoorzaken, eigen aan deze twee methoden, reeds vrij goed bekend zijn. Afstandmeting biedt momenteel de beste mogelijk heden; standaardafwijkingen op de verkregen coördina ten zijn in de ordegrootte van 1 m na een waarnemings periode van 24 uur en mits een goede positie van de waargenomen satellieten. Na een waarnemingsperiode van vijf dagen kan een standaardafwijking van 8,5 m worden vooropgesteld. De belangrijkste foutenoorzaak in de coördinatenbepaling blijft de onnauwkeurigheid in de bepaling van de satellietpositie. Doppler-waarnemingen geven minder nauwkeurige re sultaten, standaardafwijkingen tot 1,5 m behoren tot de werkelijkheid na een waarnemingsperiode van 12 uur over volgintervallen van één tot drie uur. 164 9. Praktische toepassingen 9.1. Algemeenheden Momenteel is het GPS-systeem met uiteindelijk 18 satel lieten niet volledig, waardoor het moeilijk is, zoniet on mogelijk, de ideale ruimtelijke schikking van de satellie ten te verkrijgen. Daarenboven is de waarneming niet permanent en moet worden gewacht tot vier satellieten boven de horizon staan. De verkregen geocentrische coördinaten XYZ zijn weinig geschikt voor praktische toepassingen die nog steeds zijn afgestemd op het geografische referentiesysteem (tp, X, H) of op een systeem van vlakke voorstelling (kaartprojectie) (Xk Yk h). Daarom worden de geocen trische coördinaten automatisch omgevormd door de minicomputer die in het ontvangstsysteem is inge bouwd. Men heeft de keuze tussen geografische of kaartprojectiecoördinaten. Een ruimtelijke transformatie vergt theoretisch de kennis van zeven parameters (3 translaties, 3 rotaties, één schaalfactor). Dikwijls stelt men zich tevreden met drie translaties die eigenlijk neer komen op de componenten van de vector, die het mas samiddelpunt van de aarde verbindt met het centrum van de aangenomen ellipsoïde. Hier moet de aandacht worden gevestigd op het gevaar van deze transformatie, omdat juiste gegevens over de positie en de oriëntatie van de gekozen ellipsoïde kunnen ontbreken. Speciaal de hoogtecoördinaat zal hierbij onbetrouwbaar worden. De praktische formules zijn: tgX Y/X 2 2 2 tgcp (Z+e sincp)/(X +Y H [X/(coscp cosA)] - (18) waarin e de excentriciteit van de gebruikte omwentelings ellipsoïde rn de normaalkromtestraal in een punt op breedte cp rn ae (1 l e2 sin2 cp e" sin4 cp ae halve grote as van de omwentelingsellipsoïde H de hoogte van het punt boven de ellipsoïde H h N met h hoogte van het punt boven de geoïde N de hoogte van de geoïde boven de ellipsoïde Indien men dit wenst, kan nu worden overgegaan van de coördinaten cp, X, H naar Xk, Yk, h door gebruik te ma ken van de parameters van de gebruikte kaartprojectie. 9.2. Test met het GPS-systeem Op 8 oktober 1980 werd een test uitgevoerd in de artille riepolygoon van Brasschaat tussen 9 en 10 uur UT. De doorgang van satellieten 3, 4, 5, 6 is afgebeeld op een azimutale voorstelling, gecentreerd op het zenit van de waarnemingsplaats (zie fig. 7). De volgende problemen werden praktisch getest: a. Bepalen van (cp, X) en (Xk Yk) van meerdere punten waarvan de coördinaten cp, X waren bepaald door de klassieke geodesie, alsook de coördinaten Xk Yk in het UTM (vlak voorstellingssysteem). De GPS-coördinaten (cp, X) en (Xk Yk) van de waar nemer, die het ontvangsttoestel („Magnavox Man pack") op de rug draagt, worden direct verkregen. Het volstaat de coördinaten van een „display" af te lezen. Gezien de korte waarnemingsperiode en de minder goe de schikking van de satellieten, waren de resultaten niet optimaal. In de tabel werden drie karakteristieke punten A, B, C opgenomen. NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 22