klein gedeelte teruggekaatst door reflectoren, die rond om de satelliet zijn bevestigd, en ontvangen door de zelfde afstandmeter. Hierbij gaat zeer veel energie verlo ren: van de 1010 fotonen, die de oorspronkelijke puls be vat, keren er slechts 50- 100 terug. De teruggekaatste lichtpuls wordt vervolgens omgezet in een elektrische puls. Uit het tijdsverschil tussen vertrek en aankomst van de puls, dat varieert van 4 tot 50 millisec. (1 millisec. 10 3 s), en de snelheid van het laserlicht wordt de afstand berekend. Afhankelijk van de meetprecisie van de laserafstand- meter moet het tijdstip van vuren binnen een bepaalde precisie liggen; het Kootwijkse lasersysteem heeft een precisie die kleiner is dan 10~5 sec. Het op tijd afvuren van de puls wordt daarbij verzorgd door een atoomklok. Deze atoomklok wordt voortdurend vergeleken met de tijdstandaard van het IJkwezen in Delft, waarbij steeds kleine verschillen in tijd optreden; zij zijn kleiner dan 10 jxsec 10-5 s). De atoomklok kan met dit bedrag worden gecorrigeerd. Op haar beurt wordt de klok van het IJkwezen vergeleken met de internationale tijd standaard (UTC). Ook andere tijdsystemen die op de deelnemende stations worden gebruikt, zijn gerelateerd aan deze internationale tijdstandaard. Dan pas is men in staat de door de verschillende stations uitgevoerde af standmetingen nauwkeurig te vergelijken. De laatste ontwikkeling op het gebied van laserafstand- metingen is het mobiel maken van lasersystemen. Het voordeel is vooral de grote verplaatsbaarheid, waardoor nu over de hele wereld metingen kunnen worden ver richt. Dit biedt de mogelijkheid periodieke metingen uit te voeren op vele plaatsen op aarde om zodoende mobi liteit en stabiliteit van continenten te meten (zie verder hoofdstuk 5). Fig. 5. Schematische voorstelling van de laserafstandmeter te Kootwijk. De benaming laserafstandmeter is op grond hiervan eigenlijk onjuist: hij meet looptijden van laserlicht en geen afstanden, alhoewel het hier uiteindelijk wel op neerkomt. De snelheid van het laserlicht, die nagenoeg gelijk is aan de lichtsnelheid in vacuüm, is op het ogen blik voldoende nauwkeurig bepaald. Het is nu nog de hoofdzaak deze looptijd zo goed en zo nauwkeurig mogelijk te meten en nog te corrigeren voor factoren die de looptijdmeting beïnvloeden, zoals de refractie. De nauwkeurigheid van de afstandmeter bedraagt heden 10 a 15 cm. In de toekomst hoopt men dit bedrag te kun nen verlagen tot enkele centimeters. Men verricht altijd een aantal metingen vlak achter el kaar, en wel om de vier seconden, de tijd die de oscilla tor nodig heeft om een nieuwe puls op te wekken. Deze tijd kan echter per station verschillen, daar ieder station een eigen lasersysteem heeft. Zoals reeds eerder naar voren is gekomen, voeren meer dere waarnemingsstations over de gehele wereld ver spreid afstandmetingen uit. leder station berekent daar toe met behulp van een computer haar eigen instelgege- vens: dat zijn richtingen en tijdstippen waarnaar, resp. waarop, moet worden gevuurd. Een reeks metingen kan dan plaatsvinden. Elk deelnemend station voert derge lijke berekeningen en metingen uit. Achteraf vergelijkt men de metingen en doet men een uitspraak over de eventuele simultaniteit van de metingen. Tevens wordt onderzocht welke rekenmethode gebruikt zal worden en de meest nauwkeurige resultaten zal opleveren. 4. De camera's Men fotografeert op een bepaald tijdstip een zelfflit- sende satelliet (optisch actief) of een door de zon belich te satelliet (optisch passief) met de sterren als achter grond. De onderlinge posities van de sterren zijn door astronomen in een ruimtelijk assenstelsel vastgelegd en verzameld in sterrencatalogi. In deze catalogi zijn de sterrenposities uitgedrukt in de astronomische coördina ten a en (rechte klimming en declinatie). Op de foto is het mogelijk de ,,x- en y"-coördinaten van de sterren- en satellietbeelden in een willekeurig recht hoekig assenstelsel op te meten (zie fig. 6). Fig. 6. Foto van de satellietbaan met de achterliggende sterren hemel. Via een aansluitingsmethode, hetzij de astrometrische, hetzij de fotogrammetrische, verkrijgt men coördinaten van de satellietbeelden in datzelfde astronomische systeem. Met behulp van de geregistreerde tijdstippen, NGT GEODESIA 83 147 terug ontvanger 694 nm inter ferentie tiltei 'O?.o^o ■O&SL&v I MEIER

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 5