dt At J At J J v f n ds At At c J c tische activiteiten als een onderdeel van het Nederlandse nationale programma van ruimteonderzoek. Intussen was een andere optische techniek voor nauw keurige satellietplaatsbepaling beproefd en op zijn toe passingsmogelijkheden bekeken. Pionierswerk, voorna melijk verricht door Amerikaanse en Franse onderzoe kers, had rond 1965 aangetoond, dat vanaf de grond laserafstandmetingen konden worden verricht met een nauwkeurigheid van een paar meter en dat nauwkeurig heden van beter dan één meter mogelijk zouden zijn. Zulke verbeterde nauwkeurigheden, zowel 's nachts als overdag, kwamen rond 1970 inderdaad ter beschikking. Rekening houdend met de mogelijk geachte verdere ver betering van de nauwkeurigheid van laserafstandmeten tot het peil van beter dan één decimeter, en met de bij drage die het benutten van zulke geavanceerde nauw keurigheden ook zou kunnen leveren tot bepaald onder zoek in de geodynamica en op aanverwante gebieden, werd besloten dat naast de fotografische richtings meting naar satellieten, ook laserafstandmeting zou wor den uitgevoerd. Met succes werd in GROC een overeenkomstig ver hoogde subsidie aangevraagd en in nauwe samenwer king met de Afdeling der Geodesie van de Technische Hogeschool Delft (THD) kon de Technische Physische Dienst TNO-TH (TPD) in 1973 beginnen aan het ontwerp en de bouw van een geavanceerd laserinstrument voor het meten van afstanden naar satellieten. In het Engels wordt de laserafstandmeting naar satellieten aangeduid met SLR, een afkorting voor „Satellite Laser Ranging". In dit begin werd het programma technisch ondersteund door het Smithsonian Astrophysical Observatory (SAO) te Cambridge, Massachusetts, VS, dat waardevolle er varing bereidwillig ter beschikking stelde. Het instrument werd eind 1975 geïnstalleerd in het Ob servatorium voor Satellietgeodesie dat de THD in 1973 te Kootwijk, niet ver van Apeldoorn, had gevestigd I Poelstra, 1974]. De vestiging van dit speciale observato rium lag ten dele in het verlengde van de eerder uit gestippelde beleidslijn om geodynamisch onderzoek te zien als een hoofddoelstelling van het in de toekomst aan de THD te verrichten satellietgeodetische werk. De meetnauwkeurigheden die daartoe nodig zouden zijn, en die werden verwacht van de laserafstandmeting, zouden alleen zinvol kunnen worden benut als de waarnemingen zouden worden gedaan vanaf „vaste grond". Wat dat betreft bood het gebied bij Kootwijk een beter vooruit zicht dan de meeste andere gebieden in het land. Boven dien zouden te Kootwijk, met het oog op optische waar nemingen, betere omstandigheden bestaan dan op het tijdelijk gekozen meetpunt nabij Delft. Figuur 1 toont het observatorium vanuit de lucht. In de volgende paragrafen zal nader worden ingegaan op de SLR-techniek in het algemeen en zijn toepassing te Kootwijk in het bijzonder, op de betrokkenheid van het observatorium bij internationaal opgezette SLR-pro- gramma's, op verricht onderzoek en de resultaten daar van, en op de technische en programmatische ontwikke lingen gericht op de toekomst. 2. Grondbeginselen van de laserafstandmeting naar satellieten Fig. 2. Laserafstandmeting naar satelliet S en ijkpunt P, meetkun dig bekeken. Ft, is het effectieve reflectiepunt op de satelliet op het moment TIL,) dat de uitgezonden laserpuls referentiepunt L, in het instrument passeert; R2 is het reflectiepunt op het moment T(L2dat het terugkerende licht referentiepunt L2 passeert. S, en S2 zijn de posities van het massamiddelpunt van S achtereen volgens op TIL,) en T(L2). B is het geodetische hoofdpunt, waar naar de resultaten van de metingen in het instrumentele hoofdpunt L zullen worden overgebracht. In beginsel is laserafstandmeting tamelijk eenvoudig. Wat wordt gemeten (zie figuur 2), is de grootheid (Eng.: „range") t die, afgezien van een onbekende, maar hope lijk constante instrumentele vertraging At, gelijk is aan de looptijd T(L )-T(L [T(L2')-T(R)] [T(R)-T(L1)] van fotonen, waaruit een laserlichtpuls bestaat, vanaf referentiepunt L,, in het zenderdeel, via een retrore- flector op de satelliet, geïdealiseerd door punt R, naar referentiepunt L2 in het ontvangerdeel van het meet instrument, zodat: t [T(L2)-T(L1)] At Hierin is v de op het desbetreffende tijdstip geldende plaatselijke lichtsnelheid en c de lichtsnelheid in vacuo, n is de momentane en plaatselijke brekingsindex langs de lichtweg met optische lengte I. De integratie wordt uitgevoerd gedacht over deze totale lichtweg. Behoudens de nauwkeurigheid van de meetkundige de finitie (idealisatie) van de eindpunten L van de lichtweg in het meetinstrument en van R op de satelliet, kan de rechtlijnige afstand tussen deze punten voor het tijd stip: T(L1- [T(L2)-T(L1)] met een uitstekende benadering worden berekend uit: 1 j (I-AI), waarbij AI (n-1) ds Deze benadering is slechter als men zegt dat de afstand is op tijdstip T(R). NGT GEODESIA 83 Fig. I. Het Observatorium voor Satellietgeodesie te Kootwijk. 150

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 8