Hierbij wordt t uitgedrukt in de tijdseenheid, zoals die op het moment van de waarneming wordt voortgebracht door een geijkte plaatselijke frequentiebron. AI, voor licht in de praktijk nooit meer dan 10 m, kan door het meten van atmosferische druk ter plaatse van het laser- afstandmeetstation worden bepaald met een precisie die op het ogenblik in de meeste gevallen beter is dan die van ct. At moet worden afgeleid uit een ijking van het laserafstandmeetsysteem op een lichtweg [T(L )-T(P)] rT(P)-T(L waarvan t bekend is (zie figuur 2); deze lichtweg kan eventueel geheel binnen het SLR-instrument liggen. Omdat de satelliet ten opzichte van de aarde beweegt, moeten de afstandmetingen worden gerelateerd aan een internationaal overeengekomen tijdschaal, bijv. UTC; deze relatie behoeft voor alle praktische toepassingen niet nauwkeuriger te zijn dan 1 fxs. Tenslotte moeten de metingen worden gerelateerd aan een op aarde verze kerd punt B. De correctie Al voor troposferische refractie is in het optische deel van het elektromagnetische spectrum in sterke mate onafhankelijk van de in ruimte en tijd veran derende vochtigheid van de dampkring. Aan deze onaf hankelijkheid ontleent de optische afstandmeting naar satellieten een belangrijk voordeel in vergelijking tot technieken gebaseerd op de voortplanting van micro golven. Samenvattend kan worden gezegd, dat een laseraf- standsysteem van de huidige generatie de volgende min of meer kritieke punten vertoont: de meting van tijdstip T (L,); de meting van IT (L2) - T L, de looptijd van de laserpuls; de idealisatie van L: vanaf welk aards punt worden de afstanden gemeten? de ijking van de totale systeemvertraging At; de inmeting van L ten opzichte van plaatselijke vast leggingen B; de schatting van de effectieve plaats van R ten op zichte van het massa-middelpunt S van de satelliet. Wat betreft dit laatste punt, dat aanleiding geeft tot de zogenaamde massa-centrum-correctie, zij opgemerkt dat in het geval van één enkele hoekspiegel, het reflec- tiepunt eenduidig samenvalt met het hoekpunt van die spiegel. In het algemeen is de retroreflector opgebouwd uit enkele tientallen tot enkele honderden hoekspiegels. In dat geval hangt het effectieve reflectiepunt af van de richting waaronder het hoekspiegelspakket wordt aan gestraald en moet dan zorgvuldig worden bepaald ten opzichte van het massamiddelpunt van de satelliet, bij voorkeur in het laboratorium, vóór de lancering. Bij moderne SLR-systemen met grote laserpulsfrequen tie zullen de prestaties niet zozeer afhangen van het aan tal foto-electronen, gedetecteerd per uitgezonden puls, maar meer van het aantal per tijdseenheid. Zulke syste men vragen om de toepassing van interpolatietechnie ken, die dan kunstmatige waarnemingen, met de meet- informatie over een zeker tijdsinterval, opleveren; in het Engels heten zulke geïnterpoleerde waarnemingen: „normal points". Met zulke „normal points" overeen komende looptijden bereiken op het ogenblik geschatte standaardafwijkingen van 100 ps (1,5 cm in afstand maat) of beter. De SLR-techniek is in belangrijke mate gebaseerd op de hoge graad van coherentie en monochromatisme van het laserlicht, die nauwe bundel- en bandbreedten van NGT GEODESIA 83 straling mogelijk maken; op hun beurt maken die het meten bij laag energieniveau en bij daglicht mogelijk. Deze mogelijkheden worden benut door gebruik te ma ken van nauwkeurige voorspellingen van de posities van de aan te meten satellieten. Des te nauwkeuriger zulke voorspellingen zijn, zowel in richting en afstand, des te grotere signaal-ruis-verhoudingen er bij het meten te be halen zijn. Tabel I geeft enkele technische gegevens van het SLR- systeem dat in 1975 aan het Observatorium te Kootwijk werd afgeleverd. nominale laser golflengte 694 nm uitgezonden energie 1 J pulsduur 2 ns pulsfrequentie 15/min opening ontvangeroptiek 50 cm Tabel I: Technische gegevens van het SLR-systeem te Kootwijk. Figuur 3 toont een gedeelte van het systeem, opgesteld in een koepel van het observatorium. De prestaties van het systeem, die ten tijde van het ontwerp daarvan de praktische mogelijkheden vertegenwoordigden, werden in de loop der jaren door wijzigingen van technische en meetprocedurele aard gaandeweg verbeterd. Thans (be gin 1983) benadert de standaardafwijking per enkele waarneming van de afstand naar een satelliet 10 cm, een kenmerkend getal voor SLR-systemen van de zoge naamde tweede generatie. Fig. 3. De laserafstandmeetapparatuur te Kootwijk in een van de waarneemkoepels van het observatorium. Meer uitvoerig werd het Kootwijkse SLR-systeem be schreven door [Havens et al, 1975] en [Aardoom en Zee man, 1978]. [Zeeman en Vermaat, 1978] besteedden tevens aandacht aan de verwerking van de metingen. Recentelijk werden de geodetische aspecten van het SLR-proces te Kootwijk, in het bijzonder ook de proce dures van kwaliteitscontrole die aanleiding gaven tot bovenvermelde precisieschatting, in enige mate van de tail beschreven door [Aardoom et al, 19821. 3. De laserafstandmetingen te Kootwijk in inter nationaal perspectief De SLR-metingen begonnen in augustus 1976 met als meetobjecten: GEOS-1, GEOS-2, STARLETTE en GEOS-3. Er werden zowel nacht- als daglichtover komsten waargenomen, maar hoewel LAGEOS (figuur 4) in het najaar van 1976 bij duisternis reeds kon worden 151

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 9