In een ander geval is op basis van de geschiedenis der notariële akten, en niet op grond van ambachtsheerlijke rechten, besloten de schorren en slikken tot aan de laag- waterlijn op naam van een particulier'te stellen. Opgemerkt zij nog, dat bij overdrachten het ambachts heerlijke recht of alleen het recht van aanwas met name moet zijn vermeld in de akte. Dit is niet altijd consequent gebeurd, waardoor het soms dubieus is of het recht (nog) bestaat. Zo is bij de ambachtsvrouw van Waarde, mevr. Brink-Baart, bekend dat in een akte uit 1911 het ambachtsheerlijke recht wel met name is vermeld, doch bij latere akten (uit 1953 en 1968) niet. Geconcludeerd is toch dat mevr. Brink-Baart het recht van aanwas tot aan de gemiddelde laagwaterlijn bezit. De begrenzing tussen de ambachtsheerlijkheden is niet altijd duidelijk beschreven. Meestal valt deze samen met oude gemeentegrenzen. Zo is de grens tussen de am bachtsheerlijkheden Maire en Rilland onzeker. Door het feit, dat het oostelijke deel van Maire en het westelijke deel van Rilland dezelfde ambachtsheer hebben (fam. Massee), was dit verder geen probleem. Als de richting van de grens vanuit de zeedijk niet was beschreven, is de loodlijn op de Thalweg als begrenzing aangehouden. Dit is bijv. toegepast tussen de ambachtsheerlijkheden Waarde en Valkenisse en het westelijke en oostelijke deel van Rilland (resp. fam. Massee en mevr. de la Haye- Catoire). Verder is de Rivierenwet, en dan met name artikel 19, niet toegepast. De werking van de Rivierenwet is in de Oosterschelde en de Westerschelde overigens bij Alge mene Maatregel van Bestuur beperkt tot de meest land inwaarts gelegen gedeelten. De kribben, dammen of soortgelijke waterwerken, waarvan in artikel 19 sprake is, zijn in de bovenrivieren aangebracht door de eigenaar van de rivier en zijn bedoeld om de stroom van de rivier te begeleiden. In Zeeland speelde dit niet en zijn de strekdammen aangelegd door de instantie die verant woordelijk is voor de oeververdediging. 3. Kadastrale toepassing a. Tenaamstelling percelen Met de in hoofdstuk 2 weergegeven uitgangspunten heeft de kadastrering van de Zeeuwse stromen en de ter ritoriale zeebodem plaatsgevonden. Voor elke burger lijke gemeente is nagegaan of het ambachtsheerlijke recht van aanwas (nog) bestond, of er (pseudo-)delimitatiecontracten aanwezig wa ren, hoe de gemeentegrenzen liepen, of de buitendijkse gronden in herverkavelingen wa ren opgenomen, of er sprake was van verdronken land, of er anderszins notariële akten inzake buitendijkse gronden aanwezig waren, welke aanwas- en afslagregeling diende te worden toegepast. Bij de bovenstaande recherche heeft met name de Dienst der Domeinen waardevolle informatie verstrekt. In de periode 1970- 1972 zijn door mr. F. M. Hane- maayer, toen werkzaam bij het voormalige bureau Delta zaken van de Dienst der Domeinen, rapporten vervaar digd over de eigendomstoestand der buitendijkse gron den in de provincie Zeeland. De percelen die aan de staat behoren, zijn in overleg met de Dienst der Domeinen ge schied ten name van de staat (Financiën, Domeinen). 184 Het Veerse Meer is gekadastreerd na de afsluiting. Ak ten voortvloeiende uit artikel 7 van de Deltawet waren reeds aanwezig. De Grevelingen is, althans voor het Zeeuwse gedeelte, gekadastreerd vóór de afsluiting. In totaal zijn bij de buitendijkse kadastrering de volgende oppervlakten grond en water betrokken geweest: Oppervlakte in ha afkomstig uit niet te naam reeds te naam gesteld gesteld Oosterschelde e.o. 56 410 53 930 2 480 Westerschelde 50 380 47 780 2 600 Veerse Meer 3 250 2 330 920 Grevelingen 5910 5 900 10 Totaal 115950 109 940 6010 Verder werd de kadastrale tenaamstelling voor de Ooster- en Westerschelde bepaald door de volgende factoren: oppervlakte in ha Oosterschelde Westerschelde Aanwas 50 501 Afslag 31 343 Herstel van de tenaamstelling 164 39 Verdronken land 218 28 Figuur 1 geeft, met name ook voor de Zeeuwse wateren, de gemeentelijke indeling aan. Tevens staan met een dikke lijn aangegeven de plaatsen in de Ooster- en Westerschelde, waar ten tijde van de kadastrering het ambachtsheerlijke recht van aanwas (nog) bestond en de natuurlijkerwijs plaatsvindende aanwas en afslag nog mogelijk was. Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, is 551 ha ten gevolge van aanwas op naam van de oevereigenaar of de recht hebbende op het recht van aanwas gesteld. 374 ha, die kadastraal ten name van particulier stond, is door afslag op naam van de staat gekomen. Het herstel van de te naamstellingen is een gevolg van het feit, dat in geval DUIVELAND,' Fig. I. Gemeentelijke indeling van Zeeland. Met een dikke lijn is aangegeven op welke plaatsen het recht van aanwas is toegepast. IMGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 6