Een landmeetkundige aanpak gericht op een analoge werkwijze*) door ing. G. Hak, rayonchef bij de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers in de provincie Utrecht. Inleiding Als een landmeter het terrein in gaat, dan doet hij dat omdat hij een bepaalde opdracht heeft. Soms om iets te registreren, soms om iets uit te zetten en in de meeste gevallen doet hij dat ten behoeve, of met behulp van een of andere kaart. Maar wat zijn doelstelling ook is, om zijn taak te ver vullen bedient hij zich van een of andere vorm van meten; van een meetmethode dus. Die meetmethode is niets anders dan een hulpmiddel, dat hij gebruikt om zijn doel te bereiken. En op dezelfde vergelijkbare wijze als men per auto vanuit Utrecht zowel over Den Bosch als over Gorinchem naar Breda kan reizen, kan die land meter zich van verschillende hulpmiddelen, van verschil lende meetmethoden, bedienen om zijn gestelde doel te bereiken. Daarentegen leent zich eenzelfde meetmethode ook voor metingen, die in principe een verschillend doel be ogen. Het inmeten van een kadastraal perceel, het bij- meten van een geringe wijziging in een GBKN of het uit zetten van een kavelgrens zijn immers allemaal ver schillende doelen, die men heel goed kan bereiken door gebruik te maken van één en hetzelfde hulpmiddel. Dat zou bijvoorbeeld de polaire meetmethode kunnen zijn. Nu is er voor het meten in een ruilverkaveling geen enkele meetmethode te bedenken, die alleen voor die specifieke tak van het vakgebied geschikt is (en verder voor geen andere). Het is wel zo, dat de ene methode zich voor een bepaald doel beter leent dan de andere. De toepassing in de ruilverkaveling wordt in deze inleiding dan ook via een omweg behandeld. Eerst wordt een be paalde visie gegeven op het gebruik van de methode van het meetlijnenverband in het algemeen, en pas daarna wordt de gecombineerde toepassing van zowel deze methode als die van de fotogrammetrie in de ruilverkave ling belicht. Omdat in deze inleiding trefwoorden voorkomen, die voor sommigen geen dagelijks gebruik zullen zijn, is een begrippenlijst toegevoegd. Het is, ter verduidelijking, een eigen woordgebruik. Begrippenlijst 1. Reconstructiebestand: verzameling van gegevens met behulp waarvan de ligging van eerder opge meten objecten in het terrein kan worden gerecon strueerd. 2. Kartografisch bestand: verzameling van gegevens in Inleiding gehouden op 14 april 1983 op de NGL studiedag „Landmeetkunde in de ruilverkaveling" te Utrecht. grafische vorm (in kaartvorm dus) als weergave van het reconstructiebestand op schaal. 3. Grondslagelement met numerieke nauwkeurigheid: in het terrein scherp identificeerbaar punt, dat ook op een kaart is weer te geven en dat rechtstreeks aan de RD-grondslag, dus in een 1 1 verhouding, is ingemeten. 4. Grondslagelement met grafische nauwkeurigheid: in het terrein scherp identificeerbaar punt, dat ook op een kaart is weer te geven en dat, als gevolg van de gebruikte meetmethode, slechts in een grafische re latie, afhankelijk van de kaarteerschaal, tot RD be kend is. 5. Digitale kaart: grafische weergave van terreingege- vens, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand, met behulp waarvan, indien gewenst, een kaart in elke vorm en schaal kan worden uitgetekend. 6. Analoge kaart: verzameling van terreingegevens in grafische vorm, die rechtstreeks en eenmalig op een bepaalde schaal is uitgetekend. 7. Grafische kaartconversie: handeling waarbij van twee of meer verschillende grafische produkten de zelfde inhoudsbestanddelen voor wat betreft vorm en schaal op elkaar worden afgestemd. 8. GBKN: Grootschalige Basiskaart van Nederland. 9. Werkplan II: kaart van het ruilverkavelingsblok, waarop de gebouwen, de klassegrenzen en de we gen en waterlopen worden afgebeeld en de kavel indeling wordt ontworpen en berekend. 10. Landmeetkundige aanpak: plan waarin o.a. wordt beschreven hoe de te volgen werkwijze tijdens de verkaveling zal zijn; uitgangspunten hiervoor zijn o.m. de vorm en de kwaliteit van het eindprodukt, de te gebruiken meetmethoden, de capaciteit en het budget. Een aantal huidige opvattingen over de verschillende vormen van meten en het verwerken daarvan zijn het resultaat van historisch gegroeide ontwikkelingen. Een belangrijke publikatie hierover is bijv. opgenomen in het septembernummer van Geodesia van het jaar 1979 (Koen en Schipper). Daarin tonen zij voor het eerst dui delijk de gescheiden functies aan van het reconstructie- en kartografische bestand. Geschiedenis Het is ongeveer 150 jaar geleden dat het Kadaster begon met een bepaalde vorm van registratie. Ook toen al was het de taak van de landmeter om in het terrein een aantal meetgegevens te verzamelen en die te verwerken tot een kaart. NGT GEODESIA 83 231

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 13