De reconstructiegegevens die in het begin werden aan geleverd, zijn vrijwel allemaal vernietigd. Het eindpro- dukt was uitsluitend een kaart in een lokaal stelsel, die niet alleen diende als kartografisch bestand, maar waar aan bij gebrek aan wat anders, ook de eventueel beno digde reconstructiegegevens moesten worden ontleend. Men realiseerde zich indertijd te weinig dat maatschap pelijke veranderingen, zoals bijvoorbeeld verkoop en rui ling van grond of het bouwen en slopen van gebouwen, ook tot gevolg hadden, dat de kadastrale situatie wij zigde en daarom niet actueel meer was. Aangezien die kaart het enige technisch voorhanden ge geven was, moest men welmeten in de kaart". Dat wil zeggen: de nieuwe toestand vastmeten aan iets dat al op die kaart stond afgebeeld; dus steeds zoeken naar rela ties in de kaart. Op een andere manier kon immers de kaart niet worden gemuteerd. Ten behoeve van oude kadastrale kaarten meet men vandaag de dag nog zo, enkel en alleen omdat men nu eenmaal met die erfenis uit de vorige eeuw is belast. Om nu de kadastrale registratie niet hopeloos te laten verou deren, werd men gedwongen naar een betere vorm van bijhouding te zoeken. Die vorm van bijhouding resul teerde o.a. in het gaan bewaren van de reconstructie gegevens; iets waartoe pas werd overgegaan toen het Kadaster al jaren bezig was met zijn taakvervulling. Nog weer later kwam men tot het besef, dat de kwaliteit van het kartografische produkt eigenlijk niet meer voldeed; noch aan de maatschappelijke behoefte, noch aan het eigen kadastrale gebruik. Vernieuwing Het resultaat was, dat men op beperkte schaal overging tot het z.g. hermeten, het vernieuwen van zowel het reconstructie- als van het kartografische bestand. Dit laatste werd tevens op een grotere schaal afgebeeld. Er werden daartoe over de te hermeten gebieden nieuwe grondslagen gelegd, die vanuit één en hetzelfde verband waren opgezet, nl. uit de RD-grondslag. Deze grond slagen bestonden doorgaans uit ondergronds verzekerde punten. Als kanttekening merk ik op, dat er in de praktijk tussen die grondslagen toch nog wel veel breukvlakken zijn op getreden, o.a. door de gebrekkige manier van lengte- meten (de meetband was het enige hulpmiddel) en het kiezen van minder sterke constructies. Aan die grondsla gen werden zowel alle grenzen als alle gebouwen op nieuw opgehangen. Als eindprodukt ontstonden een reconstructiebestand en een kartografisch bestand, gevormd door een kaart in RD, waarop waren afgebeeld de grenzen plus de hoofd gebouwen en bovendien de technische grondslag, de VP's (vaste punten), gekaarteerd aan het ruitennet. In het algemeen werden de meetkundige verbanden zo danig aangebracht, dat zowel de gebouwen als de gren zen, direct of indirect, aan de hoofdmeetlijnen werden vastgemeten. Nieuwe opvattingen Je vraagt je achteraf af: Had dat nu niet selectiever en ook economischer gekund? Mijn mening is van wel. Met het nemen van meer doelgerichte maten had tevens het aantal wellicht kleiner kunnen zijn. Uit het oogpunt van reconstructie is het natuurlijk gemakkelijk om over veel maten te beschikken. En als een meetlijn moet worden opgezet t.b.v. de inmeting van een mutatie, en zeker t.b.v. het herstellen van een kadsteen of buis, heeft men niet zo gauw meetcijfers te veel. Eerder te weinig. De kadastermensen zijn opgevoed met het begrip, dat een meting moet zijn ingericht om te kunnen kaarteren, om een oppervlakte te kunnen berekenen, om later te kunnen reconstrueren en dat alles ook nog eens met de noodzakelijke controles. Maar of dat volgens de huidige begrippen allemaal zo efficiënt was, is de vraag. Ik beweer nu dat zo'n hermeting zowel technisch als economisch beter had kunnen worden uitgevoerd en wel op de hieronder beschreven manier: Grondslag Meet aan de grondslag uitsluitend de gebouwen recht streeks vast. Dan zijn dat elementen die in principe alle maal direct kaarteerbaar zijn. Die gebouwen nemen van af dat moment de grondslagfunctie over van de VP's. Door nu de grenzen direct of indirect aan de gebouwen vast te meten, zijn deze weer rechtstreeks uit diezelfde gebouwen te kaarteren. Het gevolg is dan dat daarna de vaste punten kunnen worden gemist, daaraan bestaat nl. geen behoefte meer. We zouden kunnen spreken van een „wegwerpgrondslag". De voordelen zijn m.i. de volgende: 1. Het reconstructiebestand wordt opgebouwd door de veelal scherpere rechtstreekse aanmetingen aan de gebouwen (in een verhouding 1 1). De gebouwen zelf zijn nl. veel minder aan verstoring onderhevig dan de oorspronkelijke ondergronds verzekerde grond slag. 2. Men werkt economischer, omdat men af is van het zoeken, naar het opzetten van en het meten in de grondslag. Sommige kadstenen of buizen zijn in de loop der tijd talloze keren hersteld, nadat ze steeds waren gereconstrueerd uit nota bene dezelfde gebou wen, waaraan de inmeting van grenzen direct had kunnen plaatsvinden. Deze voordelen vindt men zeer zeker terug in die ge vallen, waarin een grens moet worden gereconstrueerd, en in de bijhouding, althans wanneer die op dezelfde wijze wordt uitgevoerd. In die gebieden waar weinig of helemaal geen gebouwen voorkomen, heeft men natuurlijk nooit anders gekund. Men kan daar slechts blijven werken binnen het onder gronds verzekerde grondslagverband. Landmeetkundig plan Mede door de zeer belangrijke verbetering van onze hulpmiddelen (fotogrammetrie, afstandmeters, reken en tekenapparatuur e.d.) is het systeem dat hierna wordt beschreven, geheel op deze denkwijze gebaseerd. Een denkwijze, die ervan uitgaat dat scherp identificeerbare terreinobjecten, zoals bijv. gebouwen, bruggen of dui kers een grondslagfunctie moeten kunnen vervullen. Deze gedachtengang loopt als een rode draad door deze inleiding heen. Na deze lange omweg komt nu het ruilverkavelingsge- beuren aan de orde. Niet de procedurele kant ervan, maar de zuiver technische. Bij het Kadaster is altijd een eigendomssituatie van een te verkavelen terrein aanwezig. Die eigendomssituatie is juridisch administratief geordend in de kadastrale boek houding, maar dat aspect blijft hier verder buiten be schouwing. Het technisch administratieve overzicht bestaat uit het veldwerkarchief, samen met de kadastrale kaart, dus het reconstructiebestand en het kartografische bestand. Als gevolg van een ruilverkaveling zal vrijwel altijd in het 232 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 14