AT
_L
H' S G'
D'
B+'LX
B'
Q
E'
F'
Door nu in het terrein, door meting langs een korte
gevel, de richtingen van AB en CD te bepalen uit de nok
PQ (in veel gevallen ligt de nok symmetrisch), zijn AB en
CD op de kaart als evenwijdigen aan PQ te kaarteren,
dus onafhankelijk van de overstekken. De maat van de
overstek behoeft dus ook niet te worden gemeten. Pre
cies dezelfde constructie gaat op voor het huis ernaast.
De richtingen van EH en FG worden gemeten aan en ge-
kaarteerd uit de nok RS, ook weer door langs een korte
gevel te meten. Punt M is, als snijpunt van de richtingen
AB en EH, dus ook gelokaliseerd. Rest nu nog de bepa
ling van de plaats van de korte gevels AD, BC, HG en
EF. Door in het terrein de zg. relatiemaat MB en de
blokmaat BA te bepalen, zijn de punten B en A ook vast
gelegd. Door meting en kaartering van de blokmaat AD
(of BC) bereikt men hetzelfde t.a.v. de punten C en D.
Hetzelfde verhaal gaat op voor het huis ernaast.
D'
I
M
Figuur A' B' C' D' wordt gevormd door de overstekken
van huis ABCD. PQ is weer de nok. In de naaste omge
ving staat geen ander huis, maar de fotogrammeter
heeft wel op vrij korte afstand van het huis de richting
KL uitgetekend. Dat is bijv. een raster of de witte
middenstreep op de weg. Dat zijn elementen die door de
fotogrammeter eveneens scherp zijn uit te tekenen. De
te volgen werkwijze is nu als volgt:
Meet in het terrein, langs een korte gevel, de ligging van
de richting van de lange gevels AD en BC t.o.v. de nok
PQ. De richtingen ervan liggen dan vast. Meet de blok
maat DA en het verlengde AM daarvan als relatiemaat
door naar KL. Uit M zijn m.b.v. die maten A en D weer
te kaarteren. Het resultaat is dat het gehele huis is be
paald en kan worden gekaarteerd.
Op deze voorbeelden zijn natuurlijk een aantal varianten
mogelijk. Deze vorm van naverkenning laat zien dat de
huizen onafhankelijk van de in het algemeen onbetrouw
baar uitgetekende overstekken kunnen worden gekaar
teerd, met als resultaat dat de nauwkeurigheid hoger
wordt.
Er zijn op dit moment overigens meer systemen in ont
wikkeling, waarbij de gebouwen uit de noklijnen en los
van de overstekken worden naverkend en gekaarteerd.
Vanwege het economische aspect is het overigens aan
te bevelen de relatiematen zo mogelijk te beperken tot
ongeveer de lengte van één meetband.
Onze mening is nu dat de kwaliteit van de ligging van de
gebouwen op de fotogrammetrisch vervaardigde kaart,
ook in absolute, maar zeker in relatieve zin, aanmerkelijk
hoger is dan wanneer de gevels via de overstekken wor
den teruggezet. (Daar komt de rode draad weer!)
Technisch is deze vorm van naverkennen een verant
woorde werkwijze, economisch misschien niet, want het
is nl. wel 10 a 15% duurder dan de traditionele vorm.
Later wordt dit echter terugverdiend bij het inmeten van
de toedelingsgrenzen.
Door alle gebouwen op deze wijze te verwerken, krijgen
we een analoog vervaardigde GBKN, waarop de totale
harde topografie in naverkende vorm voldoende nauw
keurig is afgebeeld.
Op de GBKN komen nog veel meer zaken voor die de
moeite van het beschouwen waard zijn, zoals bijv. de na-
verkenning van de overige topografie en het inwerken
van de situatie na het gereedkomen van het plan van
wegen en waterlopen. De opdracht was echter een
WP II te maken als eilandkaart op de schaal 1 2 000.
We beschikken nu over een GBKN als raamkaart, aange
legd op de schalen 1 1 000 van het bebouwde gebied
en 1 2 000 van het buitengebied. Door montage en,
waar nodig, verkleining kan een Werkplan II worden ge
maakt.
Analoog produkt
Het Werkplan II is een analoog produkt, verkregen
m.b.v. een brok fotogrammetrie en aangevuld met infor
matie uit de naverkenning die via de meetlijnenmethode
is verzameld. De wijze van opbouw van de kaart is nu in
hoge mate bepalend voor de keuze van de te volgen
meetmethoden voor de opbouw van het reconstructie
bestand.
In het beschreven voorbeeld van analoge kaartvervaardi
ging is, zowel voor de verwerking van blijvende grenzen
als voor die van de toedelingsgrenzen, de te kiezen
meetmethode gericht op het gegeven, dat er een ana
loog vervaardigd WP II ligt, dat op die specifieke wijze
tot stand is gekomen.
Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de ge-
kaarteerde bebouwing, door daaraan de toedelingsgren
zen op te hangen. Daar waar die bebouwing voldoende
aanwezig is, blijft dat de basis van meten en kaarteren en
op die manier wordt de duurdere naverkenning terugver
diend.
Grondslagelementen
Elk in het terrein goed identificeerbaar object, en dat is
elk gebouw dat op deze wijze op het WP II is afgebeeld
(in naverkende vorm), noemen we een grondslagele
ment met grafische nauwkeurigheid. Elke hoek van elk
gebouw voldoet daar in onze visie aan, alleen de ligging
binnen het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting is slechts
grafisch te bepalen d.m.v. uitpassing t.o.v. het ruiten-
net; dat is het gevolg van de gekozen werkwijze, nl. de
fotogrammetrie.
234
NGT GEODESIA 83