Zou een hoek van een huis ook nog eens binnen de kringnetgrondslag worden ingemeten m.b.v. bijvoor beeld richting- en afstandmeting, dan noem ik dat een grondslagelement met numerieke nauwkeurigheid. De ligging binnen RD is in dit geval bepaald in een 1 1 ver houding. Overigens, ik herhaal dit nog maar eens, zijn dit om schrijvingen die van mij persoonlijk afkomstig zijn. Ande ren hebben daarover weer eigen opvattingen en formu leringen. Nadere uitwerking Stel het theoretische geval dat het analoog vervaardigde WP II zoveel gebouwen bevat, dat de totale blokgrens en alle toedelingsgrenzen rechtstreeks aan die gebou wen zijn vast te meten. De buitenman heeft dan totaal geen RD-grondslag meer nodig want hij bouwt, al me tende, een reconstructiebestand op met een 1 1 nauw keurigheid. Niet aan het RD-net, maar aan alle gebou wen. Uit diezelfde gebouwen kan hij immers later weer scherp reconstrueren. Ook de binnenman heeft geen RD-grondslag meer nodig om te kaarteren. Alle elementen waaraan de toedelings grenzen zijn vastgemeten, zijn immers grondslagelemen ten die op zijn WP II al voorkomen en van waaruit hij werkt. Het zijn weliswaar grondslagelementen met een grafi sche nauwkeurigheid, maar dat is t.b.v. het kartogra- fisch bestand voldoende. Het reconstructiebestand daarentegen is opgebouwd uit veldwerken die uitslui tend relaties geven tussen de toedelingsgrenzen en de bebouwing. De praktijk is overigens anders. Natuurlijk komen er vooral bij huiskavels veel gebouwen voor en daar wordt deze methode dan ook gevolgd. Grote gebieden zijn meestal niet bebouwd; daar moet worden gezocht naar een andere vorm van meten en kaarteren. Daartoe wordt in het terrein in een vroegtijdig stadium de kringnetgrondslag verdicht; vroegtijdig om eventuele verstoring van de ondergronds verzekerde kringnetpunten voor te zijn. De verdichting wordt nu zodanig uitgevoerd, dat er om de 500 a 1 000 m, afhankelijk van de aard van het gebied, grondslagelementen met numerieke nauwkeurigheid worden bepaald. Die worden altijd bovengronds ver zekerd met boutjes, in duikers, bruggen en andere gelijk soortige topografie. Ook worden sommige hoeken van huizen op deze wijze vastgelegd om in voorkomende gevallen van daaruit ge makkelijk het achterliggende poldergebied te kunnen be reiken. De filosofie die achter het maken van grondslagelemen ten met numerieke nauwkeurigheid zit, laat zich nu wel raden. Vanwege het ontbreken van harde topografie, anders gezegd, vanwege het ontbreken van grondslag elementen met grafische nauwkeurigheid, ontbreekt ook de mogelijkheid om de grenzen daaraan vast te meten. De kavelgrenzen worden, zoals gebruikelijk, grafisch be paald op het WP II en aan de hand van hun coördinaten in het terrein uitgezet, waarbij de grondslagelementen met numerieke nauwkeurigheid als uitgangspunten wor den gebruikt. Na de uitzetting worden de toedelingsgrenzen verzekerd en aangewezen aan belanghebbenden. Nadat de kavel- grenzen zijn afgepaald, volgt inmeting in de gevallen dat dit conform de kadastrale voorschriften nodig is. Tot slot worden de naar mijn visie sterke en zwakke pun ten op een rijtje gezet van het systeem, waarbij een ana- NGT GEODESIA 83 loog vervaardigd WP II via fotogrammetrie tot stand komt. Sterke punten: 1. Kostenbesparende factor van de fotogrammetrie t.o.v. de terrestrische opname. Op de grond meten is vrijwel altijd duurder! Ook indien er geen GBKN wordt of is vervaardigd, zal er t.b.v. een ruilverkave ling toch een fotovlucht worden uitgevoerd. 2. Kostenbesparend element, doordat die GBKN voor een deel door derden is of wordt betaald indien het WP II kan worden vervaardigd uit de GBKN. 3. Eenvoudige wijze van opbouw van het reconstructie bestand maakt dat, door de overbodigheid van on dergronds verzekerde grondslag, goedkoop kan wor den gereconstrueerd en gemuteerd in die gebieden waar voldoende gebouwen zijn. Zwakke punten: 1. Fotogrammetrie, vooral van gebouwen, levert niet die nauwkeurigheid op die m.b.v. een terrestrische meting kan worden verkregen. In het hier beschreven model vindt men dat overigens slechts terug in het kartografische en niet in het reconstructiebestand. 2. Het reconstructiebestand wordt niet eenduidig opge bouwd. Soms gebeurt dit in de vorm van directe of indirecte aanmetingen aan gebouwen, soms in de vorm van coördinaten die rechtstreeks uit het kring- net zijn afgeleid. Daar waar geen terrestrische meting plaatsvindt, wordt het reconstructiebestand gevormd door de kartografische bestanden. 3. De optredende verschalings- en montageproblemen tussen GBKN en WP II kosten geld en hebben een negatieve invloed op de nauwkeurigheid. Dit geldt dus alleen indien er inderdaad gebruik wordt gemaakt van een GBKN. De filosofie die in deze inleiding valt te onderkennen, is de volgende: Zonder uit het oog te verliezen waarmee men bezig is, mag men t.b.v. het goedkoper werken gerust een stukje nauwkeurigheid prijsgeven bij de opbouw van het karto grafische produkt. Als landmeter heeft men immers al tijd het reconstructiebestand ter beschikking met 1 1 in formatie. Nabeschouwing Ik ben me ervan bewust dat ik een inleiding heb gehou den over meetmethoden die niet alleen in de ruilverkave ling kunnen worden toegepast, maar die voor een aantal andere doeleinden evenzeer kunnen worden gehan teerd, bijv. voor kaartconversie. Het is zeker niet de be doeling geweest om een pleidooi te houden voor deze werkmethode ten koste van bijv. het Systeem Detail meting '76. Het werken met dit systeem is immers een hulpmiddel dat steeds meer toepassing vindt. Systeem Detailmeting '76 is indertijd door de hoofddirectie in Apeldoorn aan de provinciale directies van het Kadaster aangeboden als een direct gebruiksklaar, volledig geau tomatiseerd systeem. Sommigen hebben het volledig aanvaard en passen het, waar mogelijk, toe. Anderen maken er slechts een beperkt kritisch gebruik van. In deze inleiding werd geen oordeel gegeven over een van beide systemen, maar werd getracht te laten zien hoe in een ruilverkavelingsproject kan worden gewerkt wanneer optimaal gebruik wordt gemaakt van de moge lijkheden van de fotogrammetrie. 235

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 17