Forumdiscussie naar aanleiding van de NGL studiedag „Landmeetkunde in de ruilverkaveling" Bij de opzet van het landmeetkundige plan in de ruilver kaveling Lopikerwaard zijn de genoemde drie kaartsoor- ten een belangrijk uitgangspunt geweest. Daarbij komt dan tevens nog de ontkoppeling van het reconstructie bestand en het kartografische bestand. De achterliggende gedachte hierbij is o.a., dat een lokale vastlegging van grenzen voldoende waarborg geeft voor latere reconstructies. Hier wordt dus niet gestreefd naar een vastlegging van alle grenzen d.m.v. het reconstruc tiebestand (1 1 situatie) in het RD-stelsel. Waar een nauwkeurigheid 20 cm voldoende is, zoals bij sloten e.d., kan het kartografische bestand worden gebruikt als „grafisch veldwerk". Waar een hogere nauwkeurigheid wordt gevraagd, zullen terrestrische metingen noodzakelijk zijn. Men kan daarbij een keuze maken uit lokale me tingen aan gebouwen of opmeting in het RD-stelsel. Bij de opzet van het landmeetkundige plan in de ruilver kaveling Overloon-Merselo ging men in eerste instantie uit van de klassieke meetmethode volgens het meetlij- nenverband. Kort na het ontstaan van het geautomati seerde Systeem Detailmeting '76 is men daarnaar over geschakeld. Dit is een voorbeeld van het inspelen op een technische ontwikkeling. Opvallend is, dat in de omschakelings periode in 1977 ook de GBKN nog in het zeer prille beginstadium verkeerde. De GBKN komt dan ook in deze landmeetkundige opzet nog niet voor. Tenslotte nog iets over het beheer van digitale bestan den: Bij toepassing van SD '76 ontstaat in het algemeen naast het reconstructiebestand ook een 1 1 coördinaten- bestand. Tijdens het ontwikkelen van het plan van toe deling en t.b.v. de latere bijhouding zal dus in dit bestand moeten worden gemuteerd. De nare eigen schap van deze digitale bestanden is de moeilijke visuele toegankelijkheid voor de mens (zie fig. 1). Alvorens er iets mee te gaan doen, zal een visuele voor stelling van het benodigde bestandsgedeelte nodig zijn (omzetten van analoog naar digitaal v.v.). Hier kwam tot voor kort alleen de grafische analoge voorstelling op tekenmaterialen voor in aanmerking. Tegenwoordig kunnen hier ook computer gestuurde 29708 1 29709 1 29710 1 29713 1 193441 1°361070 193728.51 .93634.73 193610.59 193662.59 193694.15 193701.7? 193699.72 193714.58 193638.40 470382.3. 470462.8 470438.0 470496.5. Fig. 1. beeldschermtechnieken voor worden gebruikt. De in voering hiervan bij het Kadaster is op dit moment in stu die en voorbereiding. 4. Samenvatting De beide toegelichte methoden zijn een mengvorm van fotogrammetrie en terrestrische metingen. De keuze voor een digitale dan wel analoge fotogrammetrische uitwerking is essentieel voor een (eventuele later) digi taal vervolg. Bij toepassing van terrestrische methoden is hier, naast de reeds bestaande methoden, ook de methode „Blok en relatiematen" aan de orde gesteld. Er is dus kennelijk niet zoiets als de vervaardigingsmethode! Een samen smelting van eisen en mogelijkheden is bepalend voor de uiteindelijke keuze van het landmeetkundige model. Een visie op de toekomst mag daarbij niet ontbreken. Het forum werd gevormd door de inleiders van de studiedag onder leiding van Schoemakers. In zijn voordracht heeft Hak gewezen op de financiële voordelen, die verbonden zijn aan een gecombineerde vervaardiging van een GBKN en een Werkplan II. Naar aanleiding van deze opmerking vraagt Van Raamsdonk of bij participanten belangstelling bestaat voor een GBKN van een gebied dat binnen korte tijd op de schop gaat. Hak geeft toe dat er geen belangstelling is voor een GBKN van de toestand vóór de verkaveling. Eerst wordt daarom volstaan met de voor de verkaveling benodigde kaartinhoud. Pas als het plan van wegen en waterlopen is gereedgekomen, wordt met een tweede fotovlucht de voor de GBKN gevraagde topografie opgenomen. Pas dan wordt de GBKN gemaakt en aan de participanten ter be schikking gesteld. In de tijd daaraan voorafgaande kan de toe komstige GBKN-gebruiker tijdelijk worden geholpen door tegen reproduktiekosten een kopie van het Werkplan II te verstrekken. Kamphorst en Bokelaar hebben enkele vragen over de naverken- ning. In hoeverre wordt bij de naverkenning gebruik gemaakt van het bestaande reconstructiebestand? Als zo'n reconstructiebestand aanwezig is, kan het worden ge bruikt om door kaartering de GBKN te completeren. Dat zal gebeu ren als de kadastrale kaart te slecht is om te kopiëren. Maar bij een goede kaart, bijvoorbeeld een hermeten kaart (waaraan immers ook een reconstructiebestand ten grondslag ligt), wordt volstaan met kopiëring. Kamphorst wil echter weten of van dit reconstructiebestand ge bruik wordt gemaakt in plaats van naverkenning in het terrein. Dat kan wel, antwoordt Hak, maar het kost veel tijd om het beno digde uit het archief te selecteren. Vaak is het eenvoudiger alles te meten. Hak heeft tijdens zijn voordracht met een voorbeeld gede monstreerd hoe met behulp van noklijnen en meting van eigen en eenvoudige constructiematen een gebouw kan worden naverkend. Bokelaar vraagt hoe moet worden gehandeld, als het een alleen staand gebouw betreft en er geen topografie aanwezig is, waaraan de meting is vast te meten. Als er werkelijk niets is, wat onwaarschijnlijk is, dan zullen de over stekken moeten worden gemeten, antwoordt Hak. NGT GEODESIA 83 239

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 21