films uitgeeft zien, dat een boom die rose kleurt op een
FC-foto, lichtgroen is op een normale kleurenfoto. Ook
in het SIAB-rapport (SIAB Studiecommissie Invloed
Aardgas op Beplantingen) uit 1973, dat handelt over de
invloed van aardgas op beplantingen, staat te lezen dat
de kleurverandering van rood naar een lichtere tint, moet
worden toegeschreven aan een toename van het aan
deel zichtbaar rood licht in het gereflecteerde zonlicht
[Stellingwerf, 1973].
Het voorgaande verschaft weliswaar enige duidelijkheid
omtrent de oorzaak van de kleurverschuiving rood-rose,
maar de rol die de infrarode straling daarbij speelt, is on
opgehelderd gebleven. Over die rol valt niet veel met
grote stelligheid te beweren, omdat zelden de reflectie
van bomen met voldoende nauwkeurigheid in situ is ge
meten. Weliswaar zijn er vele voorbeelden verschenen
van reflectiecurven van bladeren, maar deze zijn niet
zonder meer geldig voor een boom in zijn geheel. Ze
geven hoogstens een indicatie (fig. 6).
De infraroodreflectie van een gehele kruin hangt niet al
leen af van de reflectie van de individuele bladeren, maar
ook van hun transmissie, bladstandverdeling en dicht
heid. Met name de dichtheid is van belang. Een boom
die het slecht doet, zal gaandeweg minder blad produce
ren en dientengevolge minder infrarood reflecteren dan
zijn gezonde soortgenoot. Zolang de achteruitgang niet
gepaard gaat met zichtbare verschijnselen, biedt FC-
fotografie in principe de mogelijkheid deze verminderde
vitaliteit reeds in een vroeg stadium aan te tonen. In de
praktijk blijkt dit principe van geringe betekenis, omdat
zichtbare verschijnselen nooit lang uitblijven.
Het gaat dus vrijwel altijd om zichtbare verschijnselen.
De FC-foto toont deze evenwel duidelijker dan de gewo
ne kleurenfoto. In het derde artikel besteden we onder
meer aandacht aan de oorzaak hiervan. Aanhangsel A,
aan het eind van dit artikel, bevat een overzicht van de
verschillende stadia die bij afnemende vitaliteit optreden.
70
40
uitgedroogd
20
vers
.9
.7
.6
8
5
Fig. 6a. Effect van natuurlijke uitdroging van katoenblad na afsnij
den op de spectrofotometrisch gemeten reflectie van het blad
oppervlak voor golflengten van0,5 - 0,9 micrometer (Manual of Re
mote Sensing, p. 1723).
224
100
niet aangetast
70
40
I icht aangetast
20
10
7
4
2
X (/j m
1
9
8
6
.5
.7
Fig. 6b. Effect van de verbreiding van een donkere schimmel over
een citroenblad op de reflectie van het bladoppervlak voor golf
lengten van 0,5-0,9 micrometer Manual of Remote Sensing,
p. 1793).
Aanhangsel B geeft de bijbehorende determinatietabel
met fotoïnterpretatiesleutels.
Publikaties van [Murtha, 1978] en [Fox, 1978] verschaf
fen een uitstekend inzicht in de mogelijkheden en
(respectievelijk) de valse verwachtingen die zich ten aan
zien van vitaliteitsonderzoek met FC-fotografie voor
doen.
Kans op fouten
Het voorgaande laat onverlet dat bomen met een sterk
afgenomen vitaliteit lees: met een geheel of gedeelte
lijk vergeelde kruin, of erger zich op FC-foto's duide
lijk onderscheiden van hun gezonde soortgenoten. On
danks die ogenschijnlijke duidelijkheid is de kans op in-
terpretatiefouten niet denkbeeldig. In hoeverre in Neder
land onderzoek is gedaan naar de grootte van die kans,
is ons niet bekend. Uit buitenlandse literatuur blijkt, dat
niet bij voorbaat mag worden verondersteld dat het
opsporen van zieke bomen op FC-foto's foutloos ge
schiedt [o.a. Fairweather e.a. 1978; Murtha 1983],
Ter illustratie is tabel 2 opgenomen.
De resultaten die tabel 2 toont, zijn weinig bemoedi
gend: circa de helft van de zieke bomen is gemist
(omissiefouten), terwijl een aanzienlijk aantal gezonde
bomen voor ziek werd versleten (commissiefouten). Het
laatste is niet bevorderlijk voor de efficiëntie (kolom 10).
Een vergroting van de schaal van 1 9 600 naar 1 6 000
gaf in het onderhavige geval geen verbetering van de
resultaten.
Dat aan dit voorbeeld geen algemeen geldende conclu
sies zijn te verbinden, leert een recente publikatie van
[Murtha, 1983], die handelt over schadedetectie aan
naaldhout (douglas). Een vergroting van de opname-
schaal van 1 4 000 naar 1 1 000 leverde een aanzien
lijke daling op van zowel de omissiefouten als de com
missiefouten.
NGT GEODESIA 83