De rechtsbescherming in de ontwerp-Landinrichtingswet door mr. ing. A. J. Polderman, technisch hoofdambtenaar I bij de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers in de provincie Noord-Brabant Eindhoven Het betreft hier een gedeeltelijke bewerking van mijn doctoraal scriptie Nederlands recht getiteld „Rechtsbe scherming en rechtsbeschermingssystemen in ruilverka velingen", waarbij in dit artikel de nadruk ligt op de rechtsbescherming, aangevuld met opmerkingen over de Memorie van Antwoord van de ontwerp-Landinrich tingswet, die na het gereedkomen van mijn scriptie is verschenen. Uit de Memorie van Toelichting (MvT) [1]*) ontleen ik onder meer het volgende: „In het ontwerp is in grote lij nen de rechtsbescherming zoals deze in de Ruilverkave- lingswet 1954 gestalte heeft gekregen overgenomen, met natuurlijk de aanpassingen die de gewijzigde proce dures met zich brengen Het plan van toedeling is onderworpen aan een bezwarenprocedure in drie instan ties. Tegen de uitspraak staat uitsluitend cassatie in het belang der wet open Er is overwogen de uitspra ken van de rechtbank inzake het plan van toe deling aan het oordeel van een hogere instantie te onder werpen. Een dergelijke mogelijkheid lijkt niet gewenst, aangezien de uitvoering van het project daardoor aan zienlijk vertraagd kan worden, waardoor de rechtszeker heid voor de overige bij het project betrokkenen in ge vaar komt". Een streven naar bekorting van de duur van de gedingen gold reeds als motief bij het ontwerp van de uit 1924 da terende eerste Ruilverkavelingswet [2]. We zien dat op het punt van de rechtsbescherming tussen de wetten van 1924, 1938 en 1954 nauwelijks wezenlijke verschillen bestaan. Over het algemeen is teveel de nadruk gevallen op de collectieve rechtsbescherming, waaronder is te verstaan de rechtsbescherming bij de planvorming, en is de individuele rechtsbescherming, de rechtsbescher ming voor eigenaren en gebruikers, via de rechtspraak, veronachtzaamd. Deze gebreken in de ruilverkavelings wetgeving kwamen duidelijker naar voren met de toe name in grootte van de blokken, de toename van de overheidsbemoeienis, de ingewikkeldheid en veelheid van regelingen en voorschriften, en niet te vergeten de toenemende mondigheid van de burger. Dit in tegenstel ling tot de beginjaren, waar door de geringe grootte en de soberheid van een ruilverkaveling de Plaatselijke Commissie (PC) en haar deskundigen ieders belangen zorgvuldig in het oog konden houden. De noten 11] t.m. (22] zijn opgenomen op p. 230 aan het eind van dit artikel. NGT GEODESIA 83 Daarom doet het wonderlijk aan dat in Nederland, waar sedertdien, en in het bijzonder de laatste decennia, een belangrijke ontwikkeling in de opvattingen over de rechtsbescherming met name tegen handelingen van de overheid heeft plaatsgevonden, een ruilverkavelingswet geving op de helling gaat om te worden vernieuwd, maar wat de rechtsbescherming betreft, met name de indivi duele, alles bij het oude blijft. Indien in het ontwerp niet alsnog ingrijpende wijzigingen zullen worden aangebracht, zal de regeling van de rechtsbescherming een terugdraaien betekenen van de ze ontwikkeling zoals die zich onder meer heeft gemani festeerd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de wet AROB, de wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne en, hoewel iets terzijde, recentelijk de wettelijke regelingen omtrent de ombudsman. Dit zijn belangrijke voorbeelden van wetten, die mogelijkheden voor „een ieder" hebben geschapen om tegen overheidsbesluiten in beroep te komen bij de Kroon of bij de afdeling rechtspraak van de Raad van State. Duidelijk is gebleken uit de felle reacties, die een gevolg waren van het voorstel om het Kroonberoep in bestem mingsplanprocedures te laten vervallen, dat men van verworven rechtsbeschermingsmogelijkheden geen af stand wilde doen. Het was verheugend dat, ten aanzien van de collectieve rechtsbescherming, in het Voorlopig Verslag (VV) [3] bij de ontwerp-Landinrichtingswet door diverse Tweede Kamerfracties erop werd aangedrongen de mogelijkheid tot Kroonberoep in te voeren voor het landinrichtings plan en het -programma. Dit plan en programma nemen in het ontwerp een centrale plaats in. Dit lijkt mij ook te recht, gezien de uitputtende wijze waarop in de artikelen 34 en 35 de inhoud van het programma, en in de artike len 69 en 70 de inhoud van het plan wordt beschreven. Na vaststelling van programma en plan is er in zekere zin geen weg meer terug en mag worden verwacht dat het voorgenomen landinrichtingsproject zal worden uitge voerd. Deze uitvoering, waarin vaak uiterst zware ingrepen kunnen voorkomen, zal veel belangen op een dusdanige wijze kunnen raken, dat een behoorlijke en doelmatige afweging in een zo vroeg mogelijk stadium en indien nodig op zo hoog mogelijk niveau zonder meer is gebo den. Kortom, in deze beslissende fase zal een goede rechtsbescherming noodzakelijk zijn. Het programma is onderworpen aan een bezwarenpro cedure, waarbij een ieder bezwaren kan indienen bij Ge deputeerde Staten (GS), zie artikel 40. Artikel 41 zegt dat Provinciale Staten (PS) het programma vaststellen, 227

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 9