lil 0 Bil i kende ideeën die het fundament legden voor de hologra fie. Zijn nieuwe principe had ten doel de sferische aberra tie van de elektronenmicroscoop te omzeilen door de elektronenlens te vervangen door een tweestaps procé dé: opname van wat thans een in-line" hologram wordt genoemd, in een coherente elektronenbron en re constructie daarvan in een coherente lichtbron. De ver groting van de reconstructie wordt dan gegeven door de golflengteverhouding van beide bronnen; ongeveer een factor 100 000. Helaas heeft Gabors principe tot op heden geen toepassing kunnen vinden, daar de techni sche moeilijkheden zeer groot bleken. Doch, zoals hij zelf zegt: „waarschijnlijk is het interessantste aspect van de nieuwe methode, voor de toepassing in de licht- optica, de mogelijkheid in één opname de informatie vast te leggen van drie-dimensionale objecten". De ex perimentele verificatie van zijn theorie berust in feite op Youngs eerstgenoemde experiment uit 1801. Figuur 13 (p. 263) toont, hoe met behulp van coherent licht (Gabor gebruikte een kwiklijn) van een object een buigingsbeeld wordt gevormd. De fotografische opname van het buigingsbeeld is in feite het hologram, een uit drukking door Gabor geïntroduceerd als samentrekking van het Griekse „holos" (geheel) en „gram" (bericht). Door verlichting van dit buigingspatroon met de oor spronkelijke bron ontstaat een reële reconstructie vóór het hologram zowel als een virtuele erachter. De tech niek is eenvoudig, doch deze in-line hologrammen heb ben het nadeel, dat virtueel en reëel beeld niet zijn te scheiden, zodat de kwaliteit van het gereconstrueerde beeld onder de aanwezigheid lijdt van het onscherpe „tweelingbeeld" op de achtergrond. Figuur 14 toont ter demonstratie het, met figuur 2 verge lijkbare, buigingsbeeld van een speldepunt in laserlicht en het hieruit gereconstrueerde reële beeld. De storende H .9 Fig. 14. Het buigingsbeeld van een speld in laserlicht als in-line" hologram en het daaruit gereconstrueerde reële beeld. interferentielijnen rond het beeld worden door de virtuele reconstructie op de achtergrond veroorzaakt. Ondanks dit nadeel vormt deze techniek een zeer waardevol mid del in de studie van aerosolen, sprays en andere ruimte lijke verdelingen van kleine deeltjes. Gabor heeft overi gens voorzien, dat toekomstige technieken dit probleem zouden oplossen, getuige het slot van zijn hoofdartikel [7]waarin hij de mening uitspreekt dat „zeer waar schijnlijk in de licht-optica, waar deelspiegels beschik baar zijn, betere methoden kunnen worden gevonden de effecten van het tweelingsbeeld te elimineren, dan in de simpele opstellingen die werden onderzocht". Kort na de uitvinding van de, onontbeerlijke, laser zijn het in 1964 Emmeth Leith en Juris Upatnieks [8] ge weest, die de verwachtingen van Gabor hebben ge realiseerd door de introductie van de „tweebundel- methode", zoals deze in figuur 7 is geschetst. Door de toepassing van een referentiebundel buiten de as van de objectbundel, wordt het thans mogelijk beide tweeling- beelden te scheiden. Deze werkwijze, als tegenhanger van Gabors vinding, „off-axis" holografie genaamd, is, zoals wij zagen, afleidbaar uit het principe van de interferentieproeven van Young. Deze is, mede met De- nisyuks reflectiehologram, de aanzet geweest voor de ontwikkeling van de holografie tot een fascinerende drie dimensionale afbeeldingsmethode enerzijds, en een unieke holografische interferometrische meetmethode anderzijds. In de holografische interferometrie onderscheidt men gewoonlijk drie werkwijzen, die algemeen met de vol gende Engelse termen worden aangeduid: (1) „real time", (2) „double-exposure", en (3) „time-average". (1) De real-time techniek berust op het feit, dat het hologram het golffront, afkomstig van het object, volle dig vastlegt. Wordt nu het hologram nauwkeurig in de oorspronkelijke opnamepositie teruggeplaatst, dan komt het gereconstrueerde beeld tot dekking met het originele object. Het gereconstrueerde golffront en het, van het object afkomstige „bestaande" golffront, kunnen nu tot interferentie komen. Minieme afwijkingen in de plaats of vorm van het object, in de grootteorde van de golflengte van het licht, komen dan „real-time" duidelijk voor de waarnemer tot uitdrukking in het interferentiepatroon, dat zich over het object aftekent. Een dergelijke opstelling is te bezichtigen in het eerder genoemde Technisch Tentoonstellings Centrum, waar de bezoeker een stroom door een magneetspoel kan re gelen, waardoor een metalen membraan een variabele vervorming ondergaat; dit membraan is in een holografi sche interferometer opgenomen, zodat de vervorming ervan „real-time" kan worden waargenomen aan de ver andering van het aantal interferentieringen over het membraan. (2) De double-exposure techniek bestaat, zoals de naam al aanduidt, uit een dubbel-holografische opname van het object: één opname voor, en één opname na de verplaatsing of vervorming daarvan, op dezelfde holo grafische plaat. De reconstructie van het hologram toont het object met het voor de vervorming of verplaatsing kenmerkende interferentiepatroon. Het resultaat komt overeen met dat van de real-time techniek, echter uiter aard in „bevroren" toestand. Figuur 15 toont een op deze wijze verkregen interferen tiepatroon ten gevolge van een kogelinslag op een kera mische plaat. De tweede opname werd 1 microseconde na de inslag genomen. Duidelijk is aan het interferentie- 264 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 10