1000
700
200
100
70
20
10
Qi
inkomende straling (Qi)
(Wm'2)
(vgl. fig.11)
reflektie op basis van
energiewaarden (Qr)
(Wm'2l
algemene reflektie-
curve r
(vgl. fig. 21
k /u m)
Fig. 13. Spectrale reflectie van vegetatie op basis van energie
waarden IQ,) voor één bepaalde situatie IQen
geel, magenta (een paarsig rood) en cyaan (een groenig
blauw). Op welke wijze de uiteindelijke kleur totstand
komt, zal verderop worden behandeld.
Spectrale gevoeligheid voor monochromatische straling
De drie emulsies die samen de kleurenfilm vormen, heb
ben elk een eigen spectrale gevoeligheid. De maximale
gevoeligheid uitgedrukt in een energiemaat valt
voor elk van de lagen in een andere golflengteband. Op
namefilms vertonen zonder uitzondering drie elkaar
overlappende bandbreedten. Spectrale gevoeligheids
curven geven voor monochromatisch licht per golflengte
aan hoeveel energie nodig is om een bepaalde hoeveel
heid kleurstof te ontwikkelen (zie fig. 14 en 15). Het
vaststellen van die hoeveelheid kleurstof gebeurt via
densitometrie, waarover straks meer.
Uit fig. 14 blijkt, dat de drie lagen van de FC-film sterk
gevoelig zijn voor straling met kortere golflengten dan
500 nm. Om die reden dient de FC-film te worden ge
bruikt met een (geel)filter dat alleen straling doorlaat bo-
WAVEIENGIH (nm)
Fig. 14. False-colour film (Kodak Aerochrome Infrared); spectrale
gevoeligheid voor monochromatisch licht. Y groengevoelige
laag; M roodgevoelige laag; C infraroodgevoelige laag. (Bron:
Kodak.)
logQ cm'7
Fig. 15. True-colour film (Kodak Ektachrome EF Aerographic);
spectrale gevoeligheid voor monochromatisch licht. Y biauwge-
voelige laag (vormt kleurstof geel); M groengevoelige laag
(vormt kleurstof magenta); C roodgevoelige laag (vormt
kleurstof cyaan). (Bron: Kodak.)
ven 520 nm. Voor de groengevoelige (geelvormende) en
roodgevoelige (magentavormende) laag valt nu aan de
hand van fig. 14 een redelijke schatting te maken van de
spectrale bandbreedte: 520 tot 580 a 590 nm, respectie
velijk 570 a 600 nm tot 655 a 665 nm. Voor de infrarood
gevoelige (cyaanvormende) laag is dit minder eenvou
dig, maar zeker is, dat de bandbreedte loopt van ca. 640
tot tenminste 850 nm. De maximale gevoeligheid ligt
tussen 700 en 730 nm, juist daar waar de grootste veran
deringen in reflectie zijn te verwachten bij verschil in
fotosynthese en -snelheid (zie fig. 5).
Een verminderde fotosynthese-snelheid, die tevens een
verminderde bladproduktie tot gevolg heeft, leidt tot een
toename van de gereflecteerde energie beneden 710 nm
en tot een afname boven deze golflengte (zie fig. 9).
Buiten de band van 690 tot 750 nm treden de grootste
verschillen in reflectie op tussen ca. 650 en ca. 700 nm
(zie fig. 7 en 8). In deze band vertoont de roodgevoelige
laag van zowel de FC-film als van een normale kleuren
film (TC-film) de maximale spectrale gevoeligheid (zie
fig. 14 en 15). De conclusie ligt dan ook voor de hand,
dat het de roodgevoelige laag van een kleurenfilm is,
waarin de veranderingen in reflectie voornamelijk tot uit
drukking zullen komen. Dat eenzelfde verschil in rood-
reflectie bij FC-film duidelijker tot uitdrukking komt dan
bij TC-film, valt toe te schrijven aan de hogere contrast
index van de eerstgenoemde film (zie hierna).
Gevoeligheid voor zichtbare en infrarode straling
De spectrale samenstelling van het daglicht varieert met
de zonshoogte, de helderheid van de atmosfeer en de
bewolking. Voor het vaststellen van de gevoeligheid van
fotografische emulsies voor wit licht gebruikt men een
sensitometer. Een sensitometer is in principe niet meer
dan een belichtingskastje, waarvan zowel de belichtings
tijden als de spectrale samenstelling van de lichtbron
nauwkeurig zijn geijkt. Door een stukje van de te beproe
ven emulsie te belichten door een reeks transparante
272
NGT GEODESIA 83