C %od00teL nederlands geodetisch tijdschrift Thomas Young, „Grootvader van de Holografie" door R. L. van Renesse, werkzaam bij de Technisch Physische Dienst TNO-TH, Delft. Holografie is een techniek om ruimtelijke beelden te scheppen. Voor de vervaardiging van een „holo gram" is coherent licht noodzakelijk, d.w.z. licht afkomstig van een puntlichtbron met een zeer nauwe spectraalband. In het algemeen gebruikt men lasers als puntlichtbron, daar deze een hoge coherentie paren aan een groot uitgangsvermogen. In een holografische inrichting wordt de fotografische plaat getroffen door twee bundels; één is direct afkomstig van de puntbron (de referentiebundel), de ander wordt gevormd door de diffuse ver strooiing van het laserlicht door het te holograferen object (de objectbundel). De interferentie tussen de lichtgolven van deze beide bundels veroorzaakt een fijn interferentiepatroon, dat in de foto grafische plaat wordt vastgelegd. Wanneer wij deze fotografische opname het hologram onder de juiste verlichting waarnemen, ontvouwt zich een ruimtelijk beeld van het oorspronkelijke object, de reconstructie. 1. Het principe van de superpositie van golven Dennis Gabor (1900 -1979) wordt wel de „vader van de holografie" genoemd; de geniale Engelse arts en natuur kundige Thomas Young (1773-1329) mag echter, naar ik meen, wel als de „grootvader van de holografie" wor den beschouwd. Youngs theorie van de superpositie van golven is zo fun damenteel voor het begrip van de verschijnselen van de interferentie van lichtgolven, dat wij ons door middel van zijn theorie en de door hem verrichte proeven een goed beeld van het principe van de holografie kunnen vor men. Daarbij komt, dat zijn proeven de charme van schoonheid en eenvoud hebben; een eenvoud die het ieder mogelijk maakt deze proeven te herhalen; een schoonheid die noodt tot verder experimenteren met de fraaie verschijnselen van buiging en interferentie. De geschiedenis begint in november 1801, wanneer Young zijn Bakerian Lecture „On the theory of light and colours" houdt, waarin hij het principe van de super positie van golven, interferentie, ontvouwt1) [1]2). Met breedvoerige citaten van Newton tracht Young zich te vrijwaren tegen de beschuldiging van „ketterij" die zijn golftheorie van het licht mogelijk zal oproepen. Im mers, Newton had zijn autoriteit achter de deeltjestheo rie geplaatst, hoewel veel van zijn uitlatingen een zekere „golfdeeltjes ambivalentie" niet kan worden ontzegd. Zo rotsvast is in de tijd van Young Newtons idee van het licht als deeltjesverschijnsel gevestigd, dat Young zijn opponerende lezing meent te moeten besluiten met de vleiende zinsnede: „De verdiensten van de auteur (New ton) op het gebied van de natuurwetenschap staan in 1) Hoewel Christiaan Huygens (1629-1695) de golftheorie van het licht vestigde, kon deze niet alle bekende verschijnselen verkla ren, evenmin als de ,,golfdeeltjes"-theorie van zijn tijdgenoot Isaac Newton (1634-1727) dat kon. De felle strijd tussen de aan hangers van beide theorieën werd eerst beslecht dank zij het ex perimentele en theoretische werk van Thomas Young. 2) De nummers [1] t.m. [9] verwijzen naar „Bronnen" op p. 265. NGT GEODESIA 83 hun grootte buiten iedere mededinging of vergelijking; zijn optische ontdekking van de samenstelling van het witte licht alleen al zou zijn naam onsterfelijk hebben ge maakt; en juist de argumenten die leiden tot de omver werping van zijn stelsel, leveren de sterkste bewijzen van de bewonderenswaardige nauwkeurigheid van zijn expe rimenten". Inderdaad resulteren Youngs eerste berekeningen van de golflengte van het licht uit Newtons nauwkeurige waarnemingen aan de interferentieverschijnselen in dun ne luchtlagen tussen glasplaten, kleurige verschijnselen die wij thans onder de naam „Newtonringen" kennen (fig. 1, p. 258). Young berekent uit Newtons waar nemingen voor de verschillende spectraalkleuren de cor recte golflengte en de daarbij passende trillingsgetallen. De berekende golflengten zijn zo klein (bijv. groen 0,0000211 inch) en de trillingsfrequenties zo hoog (het zelfde groen: „584 millions of millions"), dat Young zijn toevlucht neemt tot een gelijkenis om een dergelijk on voorstelbaar en onwaarschijnlijk verschijnsel binnen het voorstellingsvermogen te brengen: „De absolute fre quentie uitgedrukt in cijfers is te groot om er een duide lijk denkbeeld van te vormen, maar kan beter worden voorgesteld door een vergelijking met geluid. Als een te nor c-snaar veertig maal achtereen in tweeën zou kun nen worden gedeeld, en dan tot trillen zou worden ge bracht, dan zou deze een geelgroen licht voortbren gen. Dat de snaar, na al deze delingen, tenslotte de afmeting van een atoom heeft aangenomen, trekt helaas de gelijkenis weer in het onwaarschijnlijke. Van het transversale karakter van lichtgolven tegenover het longitudinale karakter van geluidsgolven zal Young overigens pas 15 jaar later een vermoeden krijgen, terwijl het elektromagnetische karakter van straling eerst in 1865 door Maxwell zal worden onthuld. Voor een begrip van Youngs interferentieproeven is dit echter van geen belang. Met deze fundamentele bijdrage van het prin cipe van de interferentie van lichtgolven verschaft Young de golftheorie een fraaie ondersteuning. 257

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 3