uit verschillende standpunten genomen foto's gebruikt om er kadasterkaarten van het dorp Versailles uit af te leiden. Anderzijds heeft vanaf 1858, dus slechts enige jaren la ter, A. Meydenbauer de fotogrammetrie in Duitsland als architectuur-fotogrammetrie ingevoerd en methodisch ontwikkeld. Zo kenmerken vanaf het begin toepassingen in de land meetkunde, resp. geometrisch georiënteerde toepassin gen in randgebieden, de praktische ontwikkeling van de fotogrammetrie vanaf het midden van de vorige eeuw. 2. Fotogrammetrie de erkende kaarteringsmethode Bekijken we dus de fotogrammetrie in haar ontwikkeling als meetmethode, dan kan worden vastgesteld, dat de hoofdontwikkeling van de fotogrammetrie heeft plaats gevonden met het oog op toepassingen in het land meten. Deze gerichte ontwikkeling betrof niet alleen de doelstellingen en het belangrijkste toepassingsgebied, maar vormde ook de drijvende kracht voor de ontwikke ling van zowel de instrumenten, de werkwijze en de pro- dukten als het gehele produktiesysteem van de foto grammetrie. Deze constatering is zo evident, dat men niet in detail hoeft te treden. Men zou de samenhang op verschillende terreinen naar historische en inhoudelijke gezichtspun ten kunnen aantonen. Hier kan met drie voorbeelden worden volstaan: - De trefwoorden beeldtheodoliet, fototheodoliet en radiaaltriangulatie uit de begintijd van de fotogram metrie bewijzen, dat vanaf het begin methodische en instrumentele geodetische concepten direct werden geïntegreerd in de fotogrammetrie. - In beginsel blijkt de geometrische theorie van de foto grammetrie, volgens welke metrische afbeeldingen stralenbundels voorstellen en het object als een aan tal geometrische punten wordt opgevat, een centraal geodetisch concept te zijn, waarvan punten, stralen en hoeken wezenlijke onderdelen vormen. - De fotogrammetrie demonstreert haar rol als land meetkundige meetmethode ook duidelijk door de soort produkten, namelijk ruimtelijke coördinaten van punten en grafische kaarteringen, die betrekking heb ben op het terrein als object van meting en de be schrijving ervan in het referentiesysteem. In het bijzonder naar omvang en betekenis als ook met betrekking tot de nauwkeurigheidsspecificaties was de belangrijkste ontwikkeling van de fotogrammetrie, tot op de laatste twee decennia na, gericht op het ruime gebied van de kaartering, in de vorm van zowel (topografische) kaarten van middelmatige en grote schaal als grootscha lige plans.' De instrumentele en methodische ontwikke ling werden in die tijd voornamelijk bepaald door de doelstelling van de directe kaartering met analoge appa ratuur. Dit geldt niet alleen voor de camera-ontwikkeling en de vele kaarteringsapparaten met de daarvoor beno digde oriënteringsmethoden, maar ook voor verder be nodigde hulpmiddelen, zoals bijv. de aerotriangulatie. Men kan zelfs zover gaan om de succesvolle invoering van de fotogrammetrische puntsbepaling (bijv. voor kadastermeting of aerotriangulatie) te beschouwen als het afgeleide resultaat, dat ten gevolge van de door de kaarteringsapparatuur ontstane mogelijkheden tot stand kwam. Weliswaar was de analytische puntsbepaling met comparatormetingen reeds langer bekend, maar zij had echter bij gebrek aan goede rekenhulpmiddelen bij de fotometingen, tot de opkomst van de elektronische computer, geen of slechts, zoals bijv. in Groot-Brittan- nië, een zeer geïsoleerde betekenis verkregen. Op de ontwikkeling van de fotogrammetrie als kaarte ringsmethode hoeft hier niet nader te worden ingegaan. Het is echter interessant eraan te herinneren, dat het in strumentarium en de eerste toepassingen op grootscha lige kaarteringen waren gericht, hoewel daarbij de nauw- keurigheidseisen hoger waren en de concurrentie van de terrestrisch-tachymetrische opname groter was dan bij kleinschalige topografische kaarten, waarvoor de lucht foto in eerste instantie geschikter zou zijn geweest. De ontwikkeling in Nederland is hiervoor representatief. W. Schermerhom heeft de Stereoplanigraaf C4 vanaf 1931 direct voor grootschalige rivierkaarten ingezet. De systematische kaartering op kleine schaal, zoals bijv. in Indonesië, kwam later, nadat groothoekcamera's en hoger vliegende vliegtuigen de voorwaarden belangrijk hadden vergemakkelijkt. Laten we nu eens bekijken waarom de grafische kaarte ring het grootste en succesvolste toepassingsgebied van de fotografie kon worden, en de snelle ontwikkeling er van heeft voortgestuwd en geleid. De eerste eenvoudige reden is klaarblijkelijk, dat de klas sieke meetmethoden altijd praktische moeilijkheden met de topografische kaartering hadden. Er bestonden welis waar methoden planchetopnamen en tachymetrie maar deze boden geen bijzonder effectieve oplossing van het probleem. In vergelijking daarmee vormde in het bijzonder de luchtfotogrammetrie in de meest voorko mende gevallen eenvoudig de beste en succesvolste, bii- na ideale oplossing. De snelle ontwikkeling tot stan daardmethode voor topografische kaarteringen voor alle schalen was daarbij logisch. Wanneer men de uitlatingen leest van de vroege Oostenrijkse pioniers (Scheimpflug, Von Orel, e.a.) in de tijd vóór de eerste wereldoorlog, dan is men verrast hoe duidelijk en bewust toen naar een nieuwe kaarteringsmethode werd gezocht, naar nieuwe oplossingen voor een probleem, dat door de toenmalige meetmethode niet bevredigend kon worden opgelost. Daarnaast is er een tweede gezichtspunt, waarvan wij ons dikwijls minder bewust zijn en dat echter eveneens van wezenlijke betekenis is: de fotogrammetrie heeft zich niet alleen als een succesvolle kaarteringsmethode gemanifesteerd, omdat zij een efficiënte en economi sche oplossing vormde. Integendeel, Von Orel heeft haar reeds als principiële vooruitgang ten opzichte van de bestaande meetmethoden beschouwd. Het waren de directe drie-dimensionele meting en de directe grafische kaartering, die als grote en principiële vooruitgang op vielen, waarmee de puntsgewijze constructie van kaar ten kon worden vervangen. Speciaal de directe hoogte- lijnenkaartering werd als iets geheel nieuws, en interes sant genoeg reeds als „automatisering", enthousiast be groet. Men kan nog een derde reden aanvoeren waarom de fotogrammetrie het gebied van de topografische en ook de thematische kaartering bijna volledig kon veroveren. Zij kon namelijk met de fotokaart een nieuw produkt aanbieden, dat geen gelijke had in het klassieke landme ten, resp. in de kartografie. Fotokaarten vulden klaarblij kelijk een leemte op en vonden ruime toepassing in de vorm van mozaïeken als voorlopige verkenningskaarten, in de vorm van onthoekingen als basis voor kaarten of voor bijwerking van kaarten, en tegenwoordig in de vorm van orthofotokaarten als opzichzelfstaande karto- grafische produkten. 314 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 16