a 21. a. Wat is een .digitale kaart"? b. Wat zijn de voordelen van digitale gegevens? 22. De fotogrammetrie houdt zich vooral bezig met het vervaardi gen van kaarten uit luchtfoto's. Wat zijn de verschillen tussen een luchtfoto en een kaart voor wat betreft: a. de projectie (meetkundig gezien)? b. de inhoud? 23. a. Waarvoor dienen bij fotogrammetrie de paspunten? b. Waarvoor dient de zogenaamde naverkenning? CIVIELE TECHNIEK Tijd: 120 min. A. Cultuurtechniek (Maak 5 van de 6 vragen) 1. a. Wat is drooglegging? b. Wat is een onderbemaling? c. Wat is een opkering? 2. a. Wat is een stroombaan? b. Welke twee stromingsrichtingen kunnen we bij stroombanen onderscheiden? 3. Waarom bepaalt de maatgevende afvoer de capaciteit van wa tergangen en kunstwerken en niet het jaarlijkse waterbezwaar? 4. a. Welke manieren van ontwatering zijn er? b. Welke manier van ontwatering zou je toepassen en waarom in de volgende situaties: 1. hooggelegen zandgronden; 2. polder met veel kwel; 3. grasland; 4. bouwland. 5. Noem drie voorname aspecten van de landinrichting. Geef van alle drie aspecten een korte beschrijving. 6. Waarom heeft men drie stuwen in de Rijn gebouwd? B. Duikers en sluizen (Maak 5 van de 6 vragen) 1. a. Wat is onderloopsheid? b. Waarvan is onderloopsheid afhankelijk? c. Wat doet men ertegen? 2. a. Waarvoor dient een dilatatievoeg? b. Schets een dilatatievoeg bij een fundering op palen. Dikte van de vloer 500 mm. Schaal 1 20 (met benamingen). 3. Er zijn drie typen duikers nl.: - duikers met lange frontmuur; - duikers met wijkende vleugels; - duikers met wijkende vleugels en retourwand. In een bepaalde situatie ben ik bang voor ongelijke zettingen. a. Welk type duiker zou u kiezen? Waarom? b. Wat zijn de nadelen van de door u gekozen duiker? 4. a. Wat is een boven hoofd? b. Wat is aflaten van de kolk? c. Wat is het benedenpand? 5. Geef in een getijkromme de sluisgang van een uitwateringssluis aan. Verklaar uw antwoord. 6. a. Op welke vier manieren kan men een kolk omzetten bij een schutsluis? b. Welke manier zou u kiezen als u verzilting wilt bestrijden? Waarom? C. Grondwerken (Maak 5 van de 6 vragen) 1. Om gegevens over de grondslag te krijgen, maakt men sonde ringen en/of boringen. a. Welke gegevens haalt men uit een sondering? b. Welke gegevens haalt men uit een boring? 2. Wat is „zicht geven aan een piket" en waarom doet men dat? 3. n „.„„ja I I I l i- zj-OOOkrOGP i k I a. Bereken X1 en X2. b. Bereken het aantal m3 grond die u per km sloot moet ontgra ven. 4. Bij grondwerk „in den natte" gebruikt men verschillende zuiger typen. NGT GEODESIA 83 a. Welke typen zijn er? b. Welke type(n) zou u toepasen bij een druk bevaarde water gang? Waarom? Beschrijf (eventueel met tekening) hoe men een in- en een uit- waterpassing van een cunet inmeet, als de gegevens met een computer worden verwerkt. 6. LOOIOOIOOIOO CNLOr^-OCSILOI^O O O O CN o o~ o' cT o~ o o o" in r~. o es cv co o o" 10 20 8 18 15 18 20 10 20 15 22 20 20 16 10 30 10 8 2 30 20 40 10 ophogen (in m3) ontgraven (in m3) Gevraagd: a. de verschilkromme; b. de integraalkromme; c. de gemiddelde vervoersafstand. D. Wegen (maak 5 van de 6 vragen) 1a. Uit welke drie onderdelen is het tracé van een weg opge bouwd? b. Geef van elk onderdeel de grootte van de kromming. 2. a. Wat is verkanting? b. Waar en waarom wordt verkanting toegepast? c. R V g (c f) g 10 m/s2 f i f 8% v 140 km/h Bereken R. 3. a. Schets een aansluiting van een autosnelweg met een niet- autosnelweg (met benamingen), b. Schets een ongelijkvloers knooppunt (met benamingen). 4. Bij gelijkvloerse kruisingen onderscheidt men twee typen. a. Welke twee zijn dit? b. Geef van elk type een voorbeeld (eventueel met schets). 5. Keien en klinkers worden, bij het leggen, op een bepaalde ma nier gerangschikt. a. Hoe wordt dit genoemd? b. Geef twee voorbeelden (met schets). 6. a. Uit welke drie hoofdonderdelen bestaat een weglichaam? b. Geef van alle drie de functie(s). DRIEHOEKSMETING 1. KJ 2.7/20 7l!2S° Tijd: 150 min. Vierhoek ABCD is een koor denvierhoek. Gevraagd: a. zijde BC b. zijde CD c. zijde AD d. oppervlakte ABCD R 61,25 Gevraagd: a. zijde BC b. zijde AD c. oppervlakte ABCD GH AD 0A 0f; S/so Oefghcd 10000 m2 Gevraagd: a. zijde AE en AF b. zijde AG en BH Vervolg op p. 334) 331

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 33