den geleerd. Een schets en een ,,kassa"-rol met coördi naten zijn de produkten van een dag meten en zijn ge schikt om zonder tussenbewerking te worden verwerkt. Binnenwerk In Elburg is een raamkaartensysteem op schaal 1 500 opgebouwd, overeenkomstig de GBKN-opzet. Er wordt direct op de bladen gekaarteerd (twee-zijdig mat-trans- parante polyesterfilm). De topografie wordt op de bo venzijde, de kadastrale situatie op de keerzijde in inkt gezet. Met behulp van de ,,kassa"-rol met coördinaten en de veldschets als overzicht, worden de detailpunten met de coördinatograaf geprikt. Het aanvankelijke ver moeden, dat het werken met grote getallen, als 8-cijferige coördinaten, lastig zou zijn, bleek niet juist. Globaal kan worden gesteld, dat een tekenaar op een dag kan kaarteren, wat een ploeg buiten op een dag meet. Zowel de gemeentelijke als de kadastrale veldwerken ko men in een archief, met een ruit van 200 x 200 m in het RD-assenstelsel als ingang. De rol met coördinaten wordt in stukken geknipt. Deze worden op een vel papier geplakt om een handzamer archiefstuk te krijgen. De coördinatenlijsten worden apart opgeborgen met een verwijzing over en weer naar de veldwerken. Programma's voerstraalmethode Voor voerstraalopname en -uitzetting zijn in Elburg een aantal programma's gemaakt, welke in twee groepen zijn te verdelen: a. bepaling standplaatsgegevens en b. daaropvolgende specifieke toepassingen. Hierna volgt een verdere onderverdeling van de groe pen: a.1. Vaste standplaats: openingsrichtingen, al dan niet gemeten afstanden naar bekende punten; controle op schaalfactor en oriëntering. a.2. Achterwaartse insnijding: alleen openingsrichtin gen. a.3. Vrije standplaats: afstanden en richtingen naar be kende punten; methode overbepaalde gelijkvormig heidstransformatie; controle op schaalfactor en oriëntering. Als de stap naar een der volgende programma's wordt gemaakt, blijven de standplaatsgegevens in de HP aan wezig. b.1. Detailmeting. b.2. Uitzetting. b.3. Oppervlaktebepaling. De programmeerruimte op een programma-magneet strip laat een strenge vereffening niet toe. De gebruikte benaderingsmethoden leiden echter tot goede, aan vaardbare resultaten. Dit is aangetoond door gedeelte lijke naberekening met gegevens van een project in de gemeente Elburg, dat volgens Systeem Detailmeting '76 is gemeten en berekend. Detailmeting Het meest gebruikte programma voor detailmeting, wat naar analogie van het COMU-puntregistratiesysteem (NGT Geodesia maart 1983) het JAMO-systeem Detail- meten zou kunnen worden genoemd, biedt de volgende mogelijkheden, die hier met een praktisch voorbeeld worden gedemonstreerd: - afstand (L) en randaflezing (R) gemeten; - L, R en correctie op de gemeten afstand (zll); - L, R en een haakse excentriciteit (e) t.o.v. de twee laatst opgemeten punten: - meetpuntberekeningen (vtpt, loodl), - haakse veelhoek (m), - bogensnijpunt (b, a); - invoeren van coördinaten van een bekend punt, ter vergelijking met een gemeten punt; - berekenen van uitzetgegevens (L en R) van een in coördinaten bekend punt of, indien nodig, ook de haakse excentriciteit (L, R en e); - automatische berekening controlemaat (tussen de laatste twee gemeten punten); - automatische puntnummering; - naar keuze: het wel of niet afdrukken van de inge voerde meetgegevens; - coördinatenparen van de drie laatst opgemeten pun ten worden in de HP-97 vastgehouden; - van alle genoemde mogelijkheden kan eventueel ook de colliniariteit ten opzichte van de twee laatst geme ten punten worden gevraagd. Dit alles kan, na enig gepuzzel, op één programmastrip (224 programmastappen) worden opgenomen. Gebruik Na opstelling van de Elta-4 op een vrij te kiezen stand plaats, wordt tweemaal (eenmaal in doorgeslagen kijker stand) op hetzelfde verre punt gericht ter bepaling van het zenit (reductie). De nul-richting van de horizontale rand kan tijdens de meting dan nog eens worden gecon troleerd. Dan volgt het meten van een aantal VP's, bij voorkeur meer dan twee. Als schaalfactor en oriëntering van de rand akkoord zijn bevonden, worden de coördi naten van de standplaats berekend, waarna de detail meting kan beginnen. Bij een driemansploeg bedient één meethulp afstand meter en calculator, de andere hanteert reflector, penta- goonprisma en meetband. De ploegleider maakt een veldschets en loopt met de reflectorhouder mee. Waar nodig worden maten met de band genomen. Deze ma ten worden ter controle vergeleken met afstanden, wel ke door de calculator worden berekend. De standplaat sen worden als regel niet verzekerd, tenzij op een later tijdstip de meting op die plek wordt voortgezet. De mogelijkheden van het JAMO-systeem Detailmeten worden aan de hand van een voorbeeld toegelicht, met als leidraad de printrol (zie fig. 3 en 5). lELB I37I ELB I54 standplaats J 199991 T (ELB 1381 Fig. 5. Het veldwerk. NGT GEODESIA 83 379

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 17