Fonds Bovenwijkse Voorzieningen
Bedrijfseconomisch gezien heeft een fonds een soort
bufferwerking. De nivellerende werking van het fonds
Bovenwijkse Voorzieningen geeft al aan, dat dit hier ook
het geval is. Wanneer er op een gegeven moment een
beroep op het fonds wordt gedaan dat de grootte over
treft, is dat alléén gerechtvaardigd als een aanzuivering
van het ontstane tekort in de toekomst is te verwachten.
Mocht het tekort blijvend zijn, dan moet de Algemene
Dienst bijspringen en wordt de functie van het fonds uit
gebreider, nl. naast een nivellerende werking ook een
subsidiabele werking. En deze laatste functie is nooit aan
het fonds toegedacht. Dreigt het fonds negatief te blij
ven, dan zal de bijdrage moeten worden aangepast.
Het uitgangspunt, dat over een langere tijd gezien het
fonds Bovenwijkse Voorzieningen gemiddeld niet nega
tief mag worden, leidt ertoe dat de kosten van de in
frastructurele elementen met een bovenwijks karakter
worden uitgesmeerd over de verschillende bestem
mingsplannen, omdat alleen bestemmingsplannen in het
fonds bijdragen. Het is dus normaal, dat deze elementen
volledig ten laste van het fonds komen, en niet nog ge
deeltelijk op de exploitatie van een plan blijven drukken.
Over de bijdrage aan het fonds het volgende: de bereke
ning van kosten als een percentage van de kosten van
bouwrijp maken kan als een vrij willekeurige, maar prak
tische, greep voor de bepaling van de bijdrage worden
beschouwd. Andere manieren waarop deze bijdrage kan
worden berekend:
- percentage van de totale kosten;
- percentage van de opbrengst (voordeel: deze volgt
de prijsontwikkeling);
- een vast bedrag per m2 netto uit te geven grond;
- een vast bedrag per te bouwen woning;
- een bedrag gerelateerd aan het aantal inwoners (het
woningaantal) van de nieuw te ontwikkelen wijk en
gebaseerd op de totale kosten m.b.t. de bovenwijkse
voorzieningen.
Op deze laatste mogelijkheid zal wat dieper worden inge
gaan. De omvang van de te verrichten bovenwijkse wer
ken worden voor een gedeelte bepaald door het aantal
toekomstige bewoners van de te realiseren wijk: bijv. de
keuze tussen een twee-strooks of een vier-strooks weg
in verband met de te verwachten verkeersintensiteit on
der invloed van het woon-werkverkeer. Deze boven
wijkse werken kunnen in principe over de hele stad wor
den aangelegd. Deze werken hoeven dus niet per se in
de te ontwikkelen wijk te worden verricht, maar wel ten
gevolge van het ontwikkelen van de wijk. Er is een direct
(lineair) verband tussen het aantal toekomstige bewo
ners en het woningaantal. Derhalve lijkt het woningaan
tal een reële grond voor de bepaling van de bijdrage voor
het fonds Bovenwijkse Voorzieningen. Uit een te maken
meerjarenplanning voor de volkshuisvesting volgt de
ontwikkeling van het aantal woningen en de totale
kosten, die gepaard gaan met de daaruit voortvloeiende
te verrichten bovenwijkse werken. Het woningaantal be
paalt dan het percentage (via een omrekeningsfactor)
voor de bijdrage, dat genomen zal moeten worden over
deze totale kosten. Tevens wordt ervan uitgegaan, dat
er een scherpe grens valt te trekken tussen wel-boven-
wijks en niet-bovenwijks, om geen lek in het fonds te
hebben. De rechtvaardiging hiervan zit in het bovenwijks
karakter en de nivellerende werking van het fonds.
Om nog een stap verder te gaan: er is een onderscheid
te maken tussen elementen met een bovenwijks karakter
en elementen met een ,,super"-bovenwijks karakter.
Elementen met een bovenwijks karakter zijn die infra
structurele werken met een bovenwijks karakter, die
rechtstreeks zijn verbonden aan de realisering van een
nieuw bestemmingsplan. Elementen met een ,,super"-
bovenwijks karakter zijn die infrastructurele werken met
een bovenwijks karakter, die geen relatie hebben met
welk nieuw te realiseren bestemmingsplan dan ook. Dit
onderscheid maakt duidelijk, dat het fonds in zijn hier
boven omschreven vorm, alleen elementen met een bo
venwijks karakter mag bekostigen, omdat het wordt
gevuld met enkel en alleen bijdragen van bestemmings
plannen. Elementen met een ,,super"-bovenwijks karak
ter vallen erbuiten.
Toch is er wat voor te zeggen om deze ,,super"-boven-
wijkse elementen ook door een (nieuw) fonds Boven
wijkse Voorzieningen te laten bekostigen. Waarom?
Laten we eerst het woord bovenwijks ontleden. Boven
wijks, met andere woorden de te realiseren voorziening
staat boven de wijk, heeft nut voor de te realiseren wijk,
andere al gerealiseerde wijken en nog te realiseren wij
ken. Toch dragen in het fonds slechts nieuw te realiseren
bestemmingsplannen bij, terwijl de hele stad profiteert.
Dit is niet rechtvaardig! Een oplossing zou kunnen zijn
dat ook de gemeente uit de Algemene Dienst zijn steen
tje bijdraagt. Het karakter van het fonds is dan echter
dermate veranderd, dat het onderscheid bovenwijks en
,,super"-bovenwijks niet langer functioneel is, en de
,,super"-bovenwijkse elementen tevens uit het fonds
bekostigd kunnen worden. Het fonds Bovenwijkse Voor
zieningen zou in deze gedachtengang als volgt moeten
worden omschreven:
,,Het fonds Bovenwijkse Voorzieningen is een fonds
waaruit infrastructurele werken met een bovenwijks ka
rakter, al dan niet met een directe relatie tot een nieuw
te realiseren bestemmingsplan, geheel worden bekos
tigd en dat gevuld wordt uit bijdragen uit de Algemene
Dienst en bijdragen van bestemmingsplannen, gerela
teerd aan de woningaantallen van de bestemmings
plannen en gebaseerd op de totale kosten, met betrek
king tot de uitgevoerde en nog uit te voeren bovenwijkse
werken, gezien in de tijd".
Uiteraard zal er een verdeelsleutel voor de bijdrage uit de
Algemene Dienst en van de bestemmingsplannen wor
den vastgelegd, hetgeen geen eenvoudige zaak zal zijn.
Het is tevens aan te bevelen dat er een verordening voor
dit fonds komt, waarin wordt geregeld welke elementen
wel en welke niet in aanmerking komen voor dekking via
het fonds.
Nivelleringsfonds
Het Nivelleringsfonds [7] is een fonds dat een brugfunc
tie heeft tussen de verschillende bestemmingsplannen.
Via dit fonds, waarin gunstige exploitaties een bijdrage
leveren en waaruit een ongunstige exploitatie kan put
ten, kunnen voor een groter gebied en op langere termijn
vergelijkbare grondkosten voor gelijkwaardige kavels
worden verkregen met een voor het totaal [8] sluitende
exploitatie.
Het grootste probleem van het gebruik van een Nivelle
ringsfonds met een daaraan verbonden sluitende exploi
tatie voor het gehele gemeentelijk grondgebied ligt in de
voorspelling van de economisch erg onzekere toekomst.
Voor de ontwikkeling van een bestemmingsplan mag ge
middeld wel zo'n vijfjaar worden gerekend en veelal zul
len de bestemmingsplannen in het stedelijk uitbreidings
gebied elkaar eerder in de tijd opvolgen dan dat ze paral
lel lopen. Stadsvernieuwing en stadsuitbreiding worden
NGT GEODESIA 83
367