,PJ Ae, pt By, AP pt Ae, pj By0 uiteraard wel naast elkaar uitgevoerd. Het lijkt dus raad zaam om een meer gedetailleerde meerjarenplanning te maken over een periode van ongeveer vijfjaar. Veel lan ger is niet erg zinvol, omdat de ontwikkeling van de eco nomische conjunctuur over een langere periode moeilijk voorspelbaar is. Bijstelling van deze meerjarenplanning zal het samenspel van stadsvernieuwing en stadsuitbrei ding met betrekking tot het nivelleringsfonds goed tot uiting laten komen. Het doel om op langere termijn gelijke grondkosten voor gelijkwaardige kavels te krijgen, kan alleen dan worden gerealiseerd, als de gemeente een vrij grote zelfstandig heid krijgt op het gebied van de verdeling van de be schikbaar gestelde gelden van rijkswege. Decentralisatie dus, maar of dit politiek haalbaar is, is weer de vraag. Als voorbeeld kan hier worden genoemd de maximum kavel- prijs voor woningwetbouw, die door de HID*) aanvaard baar wordt geacht om een gemeente nog in aanmerking te laten komen voor subsidie op de betrokken bouw. Het is best mogelijk, dat binnen het beleid van de gemeente een wat hogere kavelprijs voor een beperkt gebied als noodzakelijk wordt gezien; de gemeente zal dan de vrij heid hebben deze kavelprijs te hanteren zonder het risico te lopen dat de subsidiekranen worden dichtgedraaid. Uiteraard zal aan de centrale overheid via een meerjaren planning verantwoording moeten worden afgelegd waarvoor de subsidie zal worden gebruikt. Als conclusie kan worden gesteld dat een gedegen meerjarenplanning, in combinatie met een vergaande decentralisatie, het gebruik van één Nivelleringsfonds voor het gehele gemeentelijk grondgebied rechtvaardigt en zo de gemeente de mogelijkheid geeft om een even wichtig grondprijsbeleid te voeren. Bij de realisering van bestemmingsplannen vormt de fi nanciering een probleem op zich. Omdat de opbrengsten pas binnenstromen bij de uitgifte van de grond, zullen voor de financiering van de investeringen andere midde len moeten worden aangewend. Grotere gemeenten los sen dit probleem op door middel van een financierings fonds, waarin alle gelden, geleend op de kapitaalmarkt, worden gestort. Uit dit financieringsfonds worden alle binnen de gemeente te financieren projecten bekostigd. Een kleine gemeente zal speciaal voor een bestemmings plan geld moeten aantrekken om de gemeente liquide te houden. Daarnaast verleent de centrale overheid aan de lagere lichamen subsidies ten behoeve van specifieke activiteiten. Een systeem van programmafinanciering [9] sluit dan het beste aan bij het gebruik van een Nivelle ringsfonds. In de voorstellen van de regering omtrent de centralisatie van de volkshuisvesting is een dergelijk systeem begrepen [101. Recapitulerend wordt de volgende conclusie getrokken. Bij het streven tot een evenwichtig grondprijsbeleid te komen, dient de sluitende exploitatie per plan te worden verlaten. Tevens moet worden overgegaan naar een pro grammafinanciering voor alle binnen het gemeentelijk grondgebied liggende plannen. Daarbij kan een Nivelle ringsfonds een verbindende schakel vormen tussen de plannen. Met behulp daarvan dient de exploitatie over het totale gemeentelijk grondgebied sluitend te zijn. De woningdifferentiatie Een belangrijk aspect bij de invulling van een bestem mingsplan ten aanzien van de exploitatie is de woning- differentiatie: de verdeling van de woningen over de ver schillende financieringssectoren, uitgedrukt in een per centage. De volgende financieringssectoren zijn te on derscheiden: - woningwet; - premie huur; - premie koop A; - premie koop B; - vrije sector. Het volkshuisvestingsbeleid van de gemeente heeft een grote invloed op de keuze van de woningdifferentiatie binnen een individueel plan. Voor Tilburg is door het RIW*) onder leiding van prof. dr. ir. H. Priemus een volkshuisvestingsplan [11] opgesteld. In dit „Protoplan Volkshuisvesting Tilburg 1980-1984" wordt aandacht besteed aan de differentiatie van het nieuwbouwpro- gramma voor Tilburg. Het RIW komt dan tot de conclu sie, dat de aanbevolen differentiatie 60% huur en 40% koop een goed middel lijkt om de volkshuisvesting in Til burg te bevorderen. Tevens lijkt een overall-differentiatie van 80% laagbouw en 20% etagebouw aanvaard. Uit eindelijk resulteert dit in de volgende woningdifferentia tie: 50% woningwet, 10% premie huur, 20% premie koop A, 15% premie koop B en 5% vrije sector. In haar studie „Omvang, woningdifferentiatie en fase ring Reeshof" [12] komt de werkgroep Volkshuisvesting Reeshof tot de conclusie, dat de verandering van de wo ningdifferentiatie een behoorlijke invloed op de kosten van het plan kan hebben. Om de invloed van de verandering van de woningdiffe rentiatie te bestuderen, heb ik een model ontwikkeld: het woningdifferentiatie-veranderingsmodel (wdv-model [13]). Bij de beschrijving van het wdv-model is uitgegaan van een mathematische formulering, gebaseerd op de matrixrekening. In het model komen drie soorten varia belen voor: de kostengetallen, de planologische ken- tallen en de woningdifferentiatie (uitgedrukt in een per centage). De kostengetallen in het model worden afgeleid uit de kosten van bouwrijp maken van de beginsituatie van het beschouwde plan en wel door de posten grondwerk, rio lering, verharding, openbaar groen en openbare verlich ting te verdelen over de groepen uit te geven grond, openbaar groen en verharding [14]: x c0"1Ty waarbij x de kostengetallen zijn, y de kosten grondwerk, enz., en c0~1T de transformatie bewerkstelligt. De planologische kentallen zijn getallen, die worden ge hanteerd om de planologische opzet van een plan te karakteriseren. Ze geven bijvoorbeeld aan hoeveel m2 grond per bestemming per woning in een plan aanwezig is. In het model worden deze planologische kentallen weergegeven in de matrix A. De woningdifferentiatie is terug te vinden in de vector p. Het wdv-model kent dan de volgende vorm: 1) 100% met B A0"1T met AP de procentuele kostenverandering Po Ae, Dde gemiddelde kosten per m2 Po DYo e, de eerste eenheidsvector waarbij de 0 in de index de uitgangstoestand aangeeft en de 1 de gewenste toestand. Hoofdingenieur Directeur van de Volkshuisvesting in de Provin cie. Research Instituut voor de Woningbouw. 368 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 6