Heeft het Structuurplan Topografie en Leidingen van de BOCO zin?1) 6. Te verwachten beslissingen en mogelijke maatregelen Nadat het advies van de BOCO was overgenomen door de Minister van Binnenlandse Zaken als coördinerend bewindsman voor de openbare informatievoorziening, is het in overleg met het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor gelegd aan de Raad voor de Rijksdienst een onderraad van de Ministerraad en vervolgens aan de Ministerraad, Door de Minis terraad is ingestemd met: het opdragen aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van de coördinerende en regelgeven de taak voor de informatievoorziening met betrekking tot vast goed, topografie en leidingen; daarbij geldt als randvoorwaarde de zojuist aangegeven taakverdeling tussen deze minister en die van Binnenlandse Zaken; het instellen van een adviesraad overeenkomstig het voorstel van de BOCO. Dit betekent dat het accent van de bemoeienis met topografie en leidingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken verschuift naar het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het zal met name de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers zijn, die de taak heeft om initiatieven te nemen tot de verdere maatregelen, die kunnen leiden tot een doelmatige en doeltreffende informatievoorziening op het gebied van topo grafie en leidingen. Uit contacten met deze Dienst is gebleken, dat het de bedoeling is deze taak binnen de huidige moeilijke situatie met voortvarendheid aan te pakken. Zo is er een regeling getroffen om de, op initiatief van de BOCO, tot stand gekomen classificatie van topografische elementen verder te gaan ontwikkelen en te onderhouden [111. Daarbij denkt het Kadaster onder meer aan een regelmatig overleg met de belangrijkste gebruikers of toekomstige gebruikers. Ook zijn er inmiddels technische voorzieningen getroffen, die het bijhouden en verder ontwikkelen van het classificatiestelsel vereenvoudigen. Dit alles zal in de naaste toekomst leiden tot het heruitgeven van een gebruikershandleiding, die erop is gericht te komen tot een al gemeen aanvaard en gebruikt classificatiestelsel. Er zal moeten worden nagegaan en dit kan een van de eerste taken worden van een toekomstige Vastgoedraad welke verdere onderzoekingen, zoals aanbevolen door de BOCO, moeten worden aangevat. Het zal duidelijk zijn, dat prioriteitstelling hierbij nood zakelijk is. Verwacht mag worden dat één van de op initiatief van de BOCO in gang gezette onderzoeken, nl. dat van conversie van topografische bestanden en liggingsgegevens van leidingen, dit jaar zal worden afgerond. Evenals het onderzoek naar classificatie van topografische elementen wordt dit onderzoek uitgevoerd door de Stichting Studiecentrum voor Vastgoedinformatie te Delft. Voor de invulling van het Structuurplan Topografie en Leidingen is het van belang dat een leidingbeheerdersregistratie tot stand komt. Al jaren wordt gesproken over een wet die dit moet gaan regelen, en welke is gebaseerd op het rapport van de Werkgroep Leidingen registratie. Het ambtelijk overleg omtrent het ontwerp voor een Wet Leiding beheerdersregistratie is inmiddels afgerond. De inhoud van deze wet is zodanig, dat deze past in de door de BOCO aanbevolen structuur van de leidingbeheerdersregistratie. Dit betekent een cen trale positie voor de Dienst van het Kadaster. Het ontwerp van wet zal de mogelijkheden bieden aan gemeenten die de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zulks ver zoeken, een leidingbeheerdersregistratie te houden naast die van het Kadaster. Het ontwerp voorziet in een goede uitwisseling van gegevens tussen deze gemeenten en het Kadaster, en omgekeerd. Het totstandbrengen van de Wet Leidingbeheerdersregistratie zou een belangrijke stap zijn voor de effectuering van de door BOCO voorgestelde informatiestructuur voor de informatievoorziening op het gebied van topografie en leidingen. Literatuur 1. BOCO-rapport no. 10. „Advies over de informatievoorziening binnen de overheid op het gebied van vastgoed, topografie en leidingen". Staatsuitgeverij 1983. 2. Besluit Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 28 februari 1975. 3. Nota „Organisatie en informatievoorziening; instrumenten van bestuur". Kamerstuk 15.845, zitting 1979-1980. 4. BOCO-rapport no. 12. „Structuurschetsen voor de inter- bestuurlijke informatievoorziening". Staatsuitgeverij 1983. 5. „Elke kent de laan, die derwaart gaat". Rapport no. 3 van de Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst. 6. BOCO-rapport no. 3. „Informatievoorziening en automatise ring op het gebied van topografie en leidingen binnen de over heid. Een analyse van de huidige situatie". Staatsuitgeverij 1978. 7. Rapport van de Werkgroep Leidingenregistratie. Nederlands Geodetisch Tijdschrift, 1971, no. 5. 8. Rapport van de Studiecommissie Grootschalige Basiskaart. Nederlands Geodetisch Tijdschrift, 1974, no. 9. 9. BOCO-rapport no. 7. „Informatievoorziening en automatise ringsactiviteiten op het gebied van kleinschalige topografie bin nen de overheid". Staatsuitgeverij 1981. 10. Ontwerp-Kadasterwet. Kamerstuk 17.469, zitting 1982-1983. 11. „Classificatie van topografische elementen". Gebruikersrap port 1e uitgave. Stichting Studiecentrum voor Vastgoedinfor matie, Delft, 1982. door ir. J. Mol, werkzaam bij de NV Provinciale Zeeuwse Elektriciteitsmaatschappij te Middelburg. Stellingen: 1. De Commissie Vonhoff" roept de schijn op, door een rijmpje van Staring als adagium van haar rapport op te nemen, met haar brugconstructies voor de werkwijze van de overheid geen aan dacht te hebben voor de onderliggende vragen over de functie van de overheid en hoe we daar na 1984 mee verder moeten. Het proza van George Orwell biedt daarvoor betere aanknopings punten dan het 18e eeuwse plattelandsleven, althans in het Haagse zijn ernstiger zaken aan de orde dan één hoofdige boer. 2. De in de BOCO vertegenwoordigde overheden hebben met de vaststelling van het structuur schema topografie en leidingen de klassieke normim Dienst der zu beglückende Beherrschte werkzaam te zijn, veronachtzaamd, door niet te vragen aan de betrokken onderdanen hoe erg die het zouden vinden als niet tot uitvoering zou worden overgegaan. Een wenselijkheidsanalyse ont breekt zelfs. 3. Tenzij men uitgaat van drastische gebeurtenissen, is omtrent toepassing van automatisering bij de informatieverwerking van topografie en leidingen alleen de vraag nog open wanneer invoering zal plaatsvinden. Betrokkenen die reeds toe zijn aan de beantwoording van deze vraag, blijken het belang van samenwerking met andere betrokkenen in te zien. 4. Van nutsbedrijven, die er belang bij hebben dat grond/verlwerkers rekening houden met wat die nutsbedrijven in en op de grond hebben gedeponeerd, mag worden verwacht, dat zij desgevraagd snel en correct de nodige informatie verstrekken. Het is daarbij niet realistisch als de grond(ver)werker zou vergen dat op elk moment, van elke plek, alle benodigde informatie met een druk op de knop moet zijn te verkrijgen. Zoiets zou ook onevenredige kosten veroorzaken. NGT GEODESIA 84 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 11