Sinds enkele jaren moet deze afdeling kostendekkend werken. Het
gemeentebestuur van Utrecht wil het kostenplaatje transparant
maken, en prijskaartjes hangen aan de produkten van haar techni
sche dienst. Alle gebruikers van topografische informatie moeten
dus meebetalen aan opbouw en bijhouding van het bestand topo
grafie. De Afdeling Landmeten en Kartografie werkt nu als een in
genieursbureau op non-profit basis. Binnen de gemeente betalen
ongeveer 20 gebruikers van het bestand topografie 83,5% van de
kosten van deze afdeling. De verdeelsleutel is gebaseerd op de
oppervlakte van het gebied van afname en de soort informatie
drager. De gegevens voor bepaling van de inhoud van het bestand
topografie, de kwaliteit ervan en de variabelen die de doorreke
ningsbedragen bepalen, zijn in 1979 verkregen via een enquête. Het
wordt nu spannend! 83,5% van de kosten is gedekt. Waar komt de
ontbrekende 16,5% vandaan?
Of het door de centrale ligging komt, is mij niet bekend, maar
Utrecht wemelt van de nutsbedrijven. PTT, PUEM, GCN, WMN en
Casema zijn niet-gemeentelijke nutsbedrijven, die binnen de ge
meentegrens opereren. Ten behoeve van hun beheersystemen
hebben zij behoefte aan kaartmateriaal. Gemeten naar dezelfde
maatstaven als de gemeentelijke afnemers moeten zij de ontbre
kende 16,5% opbrengen. En dan zijn de rapen gaar! Na altijd ge
wend te zijn geweest aan gratis service, moeten de nutsbedrijven
ervaren, dat die service niet meer van deze tijd is. Dit is natuurlijk
niet prettig, maar het moet toch ook voor de niet-gemeentelijke
nutsbedrijven aantrekkelijk zijn te participeren in een proces van
centrale kaartvervaardiging, en zodoende slechts een deel van de
totale kosten van die kaartvervaardiging te krijgen toegerekend! De
problemen op het gebied van verrekening van kosten van liggings-
gegevens van vastgoed zijn echter de wereld nog niet uit. De mate
rie is ook niet gemakkelijk!
Ik denk dat ik u nu genoeg heb bijgepraat op het gebied van de in
formatievoorziening over vastgoed, topografie en leidingen in
Utrecht. U kent nu onze marsroute en enkele van onze problemen.
De Vastgoedraad
De Vastgoedraad is tenslotte het onderwerp in de zin: ,,Komt de
Vastgoedraad nog op tijd voor Utrecht?", de titel van mijn voor
dracht.
Wat de rest van de zinsontleding betreft, kijken we nog even in de
klas, en zien dat Jantje er nog steeds niet uit is. Hij twijfelt nog
steeds. Is Utrecht nou meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp of
een bepaling? Hij weet het nog niet.
Daarom ga ik terug naar het persbericht, waarvan ik melding maak
te aan het begin van mijn voordracht. Dat persbericht verwijst naar
een publikatie van de BOCO (publikatienummer 10) en luidt: .Ad
vies over de informatievoorziening binnen de overheid op het ge
bied van vastgoed, topografie en leidingen". In die publikatie wordt
de Minister van Binnenlandse Zaken geadviseerd een Vastgoedraad
in het leven te roepen. Die Vastgoedraad komt dan in de plaats van
de voorgestelde Kadasterraad, de voorlopige Centrale Kaarterings-
raad en de BOCO overleggroepen Vastgoedinformatie en Topogra
fie en Leidingen. De voorgestelde Vastgoedraad moet adviseren
bij:
het vaststellen van regels die worden gegeven voor de vast
goedinformatievoorziening; hierbij behoort het opstellen en on
derhouden van structuurplannen voor de inrichting van de infor
matievoorziening zoals door de overleggroepen aanbevolen,
alsmede het vaststellen van de methode van toetsing voor het
naleven van richtlijnen;
het vaststellen van de basisgegevens op dit terrein; het betreft
met name die elementaire gegevens, die voor de uitoefening
van taken op het gebied van vastgoed van belang zijn voor de
gehele (semi-)overheid, het vaststellen van begripsomschrij
vingen (classificatie) en de daarbij behorende richtlijnen voor
onderlinge uitwisseling van deze gegevens;
de wijze van financiële verrekening en het vaststellen van nor
men voor tarieven van gegevensverstrekking, volgens de alge
mene wettelijke regels, welke ten aanzien van kostenverreke
ning voor informatievoorziening zijn of worden getroffen;
het treffen van wettelijke en andere bestuurlijke maatregelen,
die betrekking hebben op het werkterrein van de raad, bijvoor
beeld het verwerken van de gewenste infrastructuur in een wet,
het voorbereiden van uitvoeringsmaatregelen in Algemene
Maatregelen van Bestuur e.d.
In voornoemde publikatie van de BOCO zijn als bijlagen opgeno
men de twee structuurplannen, die het resultaat zijn van het werk
van de overleggroepen Vastgoedinformatie en Topografie en Lei
dingen. Beide structuurplannen zijn globale beschrijvingen van de
taken en verantwoordelijkheden bij verzameling, registratie, ver
werking en verstrekking van basisgegevens. Het is beslist niet mijn
bedoeling deze twee structuurplannen expliciet te gaan bespreken,
14
maar ik wil er wel een paar opvallende en soms herhaalde constate
ringen, conclusies of aanbevelingen uit lichten. In willekeurige
volgorde zijn dat bijvoorbeeld:
er is zeer veel vastgoedinformatie in beheer bij gemeenten;
er is veel vastgoedinformatie in beheer bij het Kadaster;
de gemeenten hanteren ter identificatie het adres;
het Kadaster hanteert ter identificatie de perceelsaanduiding;
er is dringend behoefte aan een relatie perceel-adres;
gemeenten zijn behalve verzamelaar van vastgoedgegevens ook
gebruikers;
gemeenten verstrekken veel vastgoedinformatie horizontaal en
verticaal door de bestuurslagen.
Verder zijn er interessante beschouwingen gewijd aan bijvoorbeeld
administratieve en geografische identificatie, informatiebeheer en
systeembeheer, reële en virtuele objecten, maar er wordt niet of
nauwelijks gerept over verrekening van kosten. Gelukkig wordt wel
uitdrukkelijk als taak van de Vastgoedraad genoemd: het adviseren
over de wijze van financiële verrekening. Ik vind het echter heel
spijtig, dat in de structuurplannen niet reeds naast de globale be
schrijving van de verdeling van taken en verantwoordelijkheden bij
verzameling, registratie, verwerking en verstrekking van basis
gegevens, ook een globale beschrijving is opgenomen van de verre
kening van de kosten die daarvoor zijn en moeten worden gemaakt.
Een financiële paragraaf zou de structuurplannen nog veel meer
body hebben gegeven!
Diegenen onder u die mij beter kennen, zullen zich nu wel afvragen
wat er met mij is gebeurd, omdat ik alleen nog maar over geld praat
en over de doorrekening van de kosten van mijn afdeling, welke nu
weer kosten zijn in relatie met de structuurplannen. Mijn reactie is
dan: er is heel veel gebeurd. In de relatief korte tijd dat ik bij een
gemeente werk, heb ik ontdekt (dat was niet moeilijk, want ik liep
er keihard tegenop) dat voor elke activiteit financiële dekking moet
zijn. Elke investering moet rendabel zijn. Geen actie wordt onder
nomen voordat hieromtrent duidelijkheid is.
Als een Vastgoedraad omwille van een vlottere doorstroming van
vastgoedinformatie horizontaal en verticaal door de bestuurslagen
regelgevend gaat optreden, door als eerste taak de advisering over
die regelgeving te claimen, heb ik het daarmee in principe niet zo
moeilijk. Ook het toetsen van de naleving van de richtlijnen ont
moet mijnerzijds in principe geen grote bezwaren.
Het moet echter duidelijk zijn, dat regelgeving vaak kostenver
hogend werkt aan de kant van de verzamelaar van de vastgoed
gegevens. De baten liggen dan aan de zijde van de gebruikers van
de vastgoedinformatie, de kosten aan de kant van de verzamelaar/
beheerder.
Bewust heb ik u gerapporteerd over de problemen die ik heb met
de gebruikers van het topografisch bestand van de gemeente
Utrecht. Niet op technisch, maar juist op financieel niveau, met
verrekening van kosten. Wij zouden aan beide zijden van de onder
handelingstafel veel hebben aan globale financiële richtlijnen voor
verrekening van kosten. Helaas mis ik ze in de structuurplannen.
Op technisch niveau zijn we bezig met de stroomlijning van classifi
catiesystemen, uniformering van coderingen en een betere definië
ring van het begrippenapparaat. Het nut daarvan wil ik niet in twij
fel trekken. Aan de basis is het echter de verzamelaar van vast
goedinformatie die ermee moet gaan werken. Als hij er niet in
slaagt het nut ervan aan te tonen voor zijn eigen gemeente, maar
met dikke verhalen komt over de voordelen ervan voor de door
stroming van vastgoedinformatie verticaal door de bestuurslagen,
dan wordt hij direct teruggefloten door zijn bestuurlijke herders. Die
willen alleen maar regelgeving accepteren als de besparingen voor
de eigen gemeente op korte termijn aantoonbaar groter zijn dan de
investeringen.
Als u op de pagina's 16 en 35 van publikatie nummer 10 kijkt (ik ver
val nu even in details), ziet u dat het lijstje met gebruikers van ge
koppelde basisgegevens over vastgoed precies hetzelfde is als het
lijstje met gebruikers van gekoppelde basisgegevens over topo
grafie en leidingen. Expliciet worden genoemd Kadaster, PTT,
CBS, RPD, LD, DGVH, RBD en overige instanties. Allemaal rijks
instellingen. Het verzamelen van de basisgegevens moet echter op
de werkvloer gebeuren door gemeente (adres) en Kadaster (per
ceel) op een voorgeschreven wijze. Alleen op die manier is enige
ordening te brengen in de vele informatiestromen die vanuit lagere
overheden naar het Rijk lopen, zo meldt de publikatie op pagina 16.
Naar mijn mening is het een goede zaak deze ordening na te stre
ven. Waar de besparingen worden gerealiseerd, is macro-econo
misch niet zo belangrijk, als de besparingen maar groter zijn dan de
kosten. Het maatschappelijke belang is erbij gebaat, maar gemeen
tebesturen denken anders. Hun visie gaat vaak geen centimeter
verder dan de gemeentegrens.
Mijn advies aan de regelgevers is: trek ze over die grens door aan
elke regelgeving een prijskaartje te hangen, zodanig dat het voor
deel bij beide partijen (verzamelaar en gebruiker) terechtkomt. Laat
NGT GEODESIA 84