agenda
berichten
20 en 21 januari 1984
Open dagen Afdeling der Geodesie van de Technische Hoge
school Delft. Zie ook het bericht op p. 428 van het december
nummer 1983.
LANDINRICHTING IN DE KOMENDE JAREN
Landinrichting blijft over het algemeen genomen ook voor boeren
de komende jaren aantrekkelijk in verband met kostprijsverlaging.
Dat stelde ir. N. Molenaar, directeur van de Landinrichtingsdienst
van het Ministerie van Landbouw en Visserij in zijn toespraak over
landinrichting in de komende jaren voor de algemene vergadering
van de Aartsdiocesane RK Boeren- en Tuindersbond (ABTB) op 24
november jl. te Zutphen. Hij is daarbij o.a. ingegaan op het landin-
richtingsbeleid zoals dat voor de komende jaren staat beschreven
in het Structuurschema voor de Landinrichting en op de gevolgen
van de huidige economische omstandigheden. Over de invoering
van de nieuwe Landinrichtingswet, die momenteel bij de Tweede
Kamer in behandeling is, merkte hij op te verwachten dat het aantal
herinrichtingen ten opzichte van het aantal ruilverkavelingen zal
toenemen.
Het valt te verwachten dat binnen niet al te lange tijd de Landinrich
tingswet van kracht zal worden. Een deel van de dan in uitvoering
zijnde blokken zal volgens de Ruilverkavelingswet 1954 worden af
gewerkt, een ander deel volgens de Landinrichtingswet, hetgeen
overigens niet tot vertragingen hoeft te leiden. Geleidelijk zal het
aantal herinrichtingen ten opzichte van het aantal ruilverkavelingen
toenemen. Daarbij constateerde de heer Molenaar een opmerkelijk
feit. Enerzijds blijken veel agrariërs beducht voor herinrichting, om
dat zij menen dat hun belangen minder gewicht in de schaal leggen
dan wanneer voor dit gebied van ruilverkaveling wordt uitgegaan.
Anderzijds zijn veel niet-agrariërs vooral in de kringen van natuur-
en landschapsbescherming, beducht voor ruilverkaveling, omdat zij
menen dat daarbij de behartiging van belangen van natuur- en land
schap zodanig afgestemd zal worden op de mening van de eige
naren en pachters dat een positieve stemming niet al te zeer in ge
vaar komt.
Ik geloof echter niet, aldus ir. Molenaar, dat de aard van het instru
ment een wezenlijke invloed heeft op de planvorming. Dit zou trou
wens ook niet juist zijn omdat dan gerechtvaardigde wensen van
welke zijde ook, terzijde moeten worden geschoven op grond van
de keuze van het instrument. Onafhankelijk van de keuze van het
instrument eist de planvorming veel, soms moeizaam, overleg.
Voorlichting en inspraak begeleiden dit proces. Het gaat daarbij om
het verkrijgen van het juiste zicht op een functioneel evenwicht,
waarbij enerzijds voldoende recht wordt gedaan aan de landbouw
kundige belangen en anderzijds aan de belangen op het terrein van
natuur, landschap, recreatie en cultuurhistorie. Aan het einde van
dit proces wordt er op bestuurlijk niveau een beslissing genomen
omtrent de inhoud van het plan.
Wat betreft de uitvoering van het plan kan bij de keuze van het in
strument een inhoudelijke en procedurele kant worden onderschei
den. Wat de inhoudelijke kant betreft, ziet de heer Molenaar geen
grote verschillen tussen ruilverkaveling en herinrichting. Immers in
de praktijk van de huidige ruilverkaveling is gebleken, dat ook plan
nen die op meer dan agrarische belangen zijn gericht met de ruilver
kaveling kunnen worden verwezenlijkt. Dat zal zeker kunnen wan
neer de Landinrichtingswet van kracht is. Wat de procedurele kant
betreft, is het van belang voor ogen te houden dat bij ruilverkave
ling een al dan niet uitvoeren van het plan wordt bepaald door een
stemming onder eigenaren en pachters en bij herinrichting op
grond van het besluit van Provinciale Staten. Daarbij acht de heer
Molenaar het niet onwaarschijnlijk dat Provinciale Staten voor her
inrichting zullen kiezen in gebieden waar ook algemene belangen
aan de orde zijn, ook als inhoudelijk zou kunnen worden volstaan
met ruilverkaveling. De gedachte dat een bestuurlijke beslissing
over de inhoud van het plan moet worden gevolgd door de uitvoe
ring ervan, zou die keuze kunnen beïnvloeden. Zo zouden Provin
ciale Staten het risico dat het plan niet doorgaat verbonden aan
een stemming over een ruilverkaveling kunnen vermijden.
Landinrichting onder de huidige economische omstandigheden
De heer Molenaar verwacht echter, dat juist nu in het algemeen
geldt, dat de landbouw streeft naar een zo efficiënt mogelijke pro-
duktie, waarbij technologische ontwikkelingen binnen het raam van
milieuhygiënische randvoorwaarden een rol blijven spelen. Een be
langrijke vraag is hoe de voorgenomen maatregelen in het kader
16
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de Europese Ge
meenschap uitwerken op de baten van landinrichting voor de land
bouw. Daarbij zullen de baten die voortvloeien uit een betere verka
veling en een betere ontsluiting (die kostenbesparend zijn), zonder
meer in stand blijven, zo stelde hij.
Bij de batenberekening van de verbetering van de waterhuishou
ding speelde echter de produktieverhoging een overwegende rol.
Bij produktiebeperkende maatregelen voor de melkveehouderij zul
len de baten van de verbetering van de waterhuishouding voor
grasland verminderen. Afhankelijk van de aard van de technische
maatregelen, van de gebiedsomstandigheden en van de bedrijfs
voering kan deze vermindering per project variëren en neerkomen
op gemiddeld 30% van het huidige batenniveau voor de verbete
ring van de waterhuishouding, zo is uit een berekening van de
Landinrichtingsdienst gebleken. Voor het totale batenniveau bij
landinrichting komt dit neer op een daling met circa 15%.
Bedrijfsverplaatsingen in landinrichtingsprojecten kunnen echter
moeilijkheden ondervinden van de produktiebeheersende maatre
gelen. Deze bedrijfsverplaatsingen zijn gericht op vergroting van de
mogelijkheden van een betere toedeling van iedereen. Om die
reden van algemeen belang worden deze verplaatsingen ook ge
subsidieerd. Niettemin vereist een dergelijke verplaatsing een be
langrijke individuele investeringsbeslissing. Indien in de toekomst
een dergelijke verplaatser zijn veebezetting niet zou mogen uit
breiden, dan kan worden verwacht dat deze verplaatsingen moei
zamer gaan verlopen, met name wat betreft de gevallen waarbij de
uitbreiding van de veebezetting noodzakelijk is om de investerings
rekening sluitend te krijgen. Dit facet verdient dan ook exclusieve
aandacht bij de te nemen maatregelen in het kader van de produk-
tiebeheersing. In het algemeen genomen blijft de landinrichting
echter ook voor boeren aantrekkelijk, zo meende de heer Molenaar.
Administratief getinte ruilverkaveling
Over de discussie rond de zogenoemde administratieve ruilverkave
lingen merkt ir. Molenaar op, dat hij geen behoefte heeft aan nog
een instrument, gericht op administratieve ruilverkavelingen, maar
ontdaan van verscheidene procedure-onderdelen, die inherent zijn
aan ruilverkaveling en herinrichting. De jaarlijkse behoefte aan een
dergelijke administratieve ruilverkaveling, die door prof. De Haan
op minstens 25 000 ha wordt geschat, wordt op lange na niet door
ervaringen uit het verleden gestaafd, zo stelde hij. Verder ingaand
op de vraag of de afstand tussen kavelruil en de mogelijkheden van
de ontwerp-Landinrichtingswet niet te groot is, merkte ir. Molenaar
op, dat het wettelijk dwingen van een minderheid tot deelname aan
een kavelruilovereenkomst geen deugdelijk middel is. Overigens
meende hij dat deze afstand niet zo groot is, als wel wordt gesteld.
Ontegenzeggelijk komen er in ons land gebieden voor waar alleen
de verkaveling verbetering behoeft. De realisering daarvan is echter
volgens de heer Molenaar zeer goed mogelijk via de vereenvou
digde procedure, zoals die in de Landinrichtingswet is opgenomen.
Gezien de bedoelingen van degenen die pleiten voor een admi
nistratieve ruilverkaveling zijn er zinvollere oplossingen mogelijk
dan het vragen om een administratieve ruilverkaveling en een uit
breiding van de oppervlakte van jaarlijks 2 000 ha landinrichting die
volgens het Structuurschema van de Landinrichting buiten de daar
in aangegeven gebieden mag worden uitgevoerd.
Het lijkt de heer Molenaar zinvol de marge van 2 000 ha te vertalen
in een zekere toegestane oppervlakte aan projecten met een admi
nistratief karakter. Daarbij zou om budgettaire redenen wel de
zekerheid moeten bestaan dat deze projecten geen substantiële
aanslag op het beschikbare krediet doen. Dat zou volgens hem
kunnen worden bereikt door uit te gaan van bijvoorbeeld 5 000 ha
per jaar met een maximum-rijksbijdrage van f 1 000,— per ha. Op
basis van de gemiddelde rijksbijdrage bij de thans in uitvoering zijn
de projecten van f 5 000,— per ha, zou het jaarlijkse programma
van in uitvoering te nemen projecten van 36 000 ha dan niet met
5 000 ha maar met 1 000 ha worden belast. Een dergelijke aanpak
is in de ogen van ir. Molenaar een goede afronding van de aan de
gang zijnde discussie op het gebied van de administratieve ruilver
kaveling.
CURSUSSEN REPROGRAFIE EN LICHTDRUKKEN
De Vereniging van Lichtdrukkers en Reproductiefotografen ver
zorgt al meer dan 35 jaar de enige cursussen op reprografisch ge
bied in Nederland.
In de loop van januari 1984 beginnen twee cursussen: een schrifte
lijke cursus reprografie en een praktijkcursus lichtdrukken en elek-
trofotografie.
De schriftelijke cursus reprografie
Onlangs is deze cursus opnieuw aangepast aan de snelle technolo
gische ontwikkelingen van de laatste jaren, d.w.z. herschreven en
van nieuwe illustraties voorzien. Ook de uitvoering is vernieuwd.
NGT GEODESIA 84