Ten overstaan van dit vijftal worden de onderhan delingen geopend. Volgens hun zeggen zouden zij den afstand wel willen doen, doch daar zij van dit per ceel weide gaan maken en een haag eromheen gaan plaatsen zal dit een misstand in hun perceel geven. Ik deed hun een aanbod van f 30 voor 100 M2. Zij waren niet te bewegen de grond af te staan, alle bewerende ieder voor zich dat de broer, de zuster of de moeder er tegen was. Toen mij bleek dat het mij niet zou baten of ik langer zou blijven marchandeeren vertrok ik, doch zond mijn koetsier het dorp in om te trachten door list hun an ders te stemmen. De koetsier liet het voorkomen als of hij bij mijn weggeloopen was om hen te waarschu wen toch niet zoo dom te zijn om niet toe te geven; het eind zou toch zijn dat zij het stukje land moesten afstaan door onteigening en zouden zij nog belang rijke proces-kosten te betalen krijgen terwijl zij niet meer dan de helft der thans geboden vergoeding zou den krijgen. In dien tijd voerde ik op het terrein eene pantomine uit mij houdende alsof ik met de meest belangrijke opmetingen mij bezig hield en dat in storm en regen! Het duurde niet lang of de twee heeren-eigenaars wa ren op het terrein aanwezig nauwkeurig acht gevend op mijne bewegingen, er werd echter geen woord ge wisseld. Toen ik genoeg had van de comedie ging ik mijn rijtuig weder opzoeken, op den voet gevolgd door de beide heeren. Ik stelde hun nog de vraag of zij zich soms bedacht hadden en toen daarop een ontkennend antwoord kwam maakte ik een eind aan deze oud-roest negotie en vertrok. De koetsier vertelde mij dat o.a. de koster hem gepre zen had om de schoone daad, die hij deed om de menschen te komen waarschuwen zich niet door koppigheid in het verderf te storten. Alhoewel de koetsier onder het genot van enige borrels de meest overtuigende redevoeringen had gehouden en Heuvelink 's avonds schriftelijk zijn aanbod herhaalde, daarbij de prijs verhogend tot 40 gulden, bleek alles ver geefs, want op 11 december ontving Heuvelink zijn bij lage bij de brief ongetekend terug Tot nog toe hadden de inspanningen van Heuvelink wei nig positiefs opgeleverd, maar gelukkig behoefde hij niet geheel met lege handen naar Delft terug te keren. Er had nog een gesprek plaats met de burgemeester van Meers- sen over het opruimen van bomen op perceel A 779. We lezen: ,,De boomen behooren aan particulieren die jaarlijks eene recognitie aan de gemeente betalen. Daar de boomen slecht groeien meent de burgemeester dat hij de eigenaars wel zal kunnen overreden de boomen om te hakken zonder dat zij weten dat ons belang daarmede gemoeid is. Zijne Edel Achtbare zal mij la ter naar Delft berichten". En daarmede eindigt het dagboek van Heuvelink. Zoals met elk verhaal zal de lezer willen weten hoe het is afge lopen. Of de bomen op perceel A 779 voor niets zijn om gehakt, heb ik niet kunnen achterhalen, evenmin of de Rijkscommissie nog ongewild de „trotse" eigenaar van een viertal bomen is geworden. Wel is het in het voorjaar van 1892 gelukt een stuk grond bij Reymerstok aan te kopen en daar een signaal met een hoogte van 8,5 m te bouwen. In elk geval zijn later zowel de primaire als secundaire metingen ook in Zuid-Limburg met succes uitgevoerd en daarmede opgenomen in het Nederlandse Driehoeksnet. Besluit Heuvelink mag dan niet altijd succesvol zijn geweest bij zijn pogingen tot grondverwerving, hij was wel een zeer verdienstelijk amateurfotograaf, die van de onder zijn lei ding gebouwde signalen niet alleen zelf foto's, maar ook de afdrukken maakte. Hij vervaardigde zelfs zijn eigen fotopapier! Een paar, bij dit artikel behorende afbeel dingen zijn dan ook gemaakt naar de originele afdrukken van Heuvelink, aanwezig in het archief van de Rijkscom missie voor Geodesie. Tot slot wil ik nog mijn dank betuigen aan mijn vriend en ex-collega de heer H. Verhoef, die mijn aandacht heeft gevestigd op de dagboeken waarvan in dit artikel is ge bruik gemaakt. Noten 1. De Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing is in 1879 ingesteld en werd in 1885 belast met de uitvoering van een nieuwe driehoeksmeting van Nederland. De werkzaamheden stonden onder leiding van prof. dr. Ch. Schols, hoogleraar aan de Polytechnische School te Delft. In 1888 werd begonnen met de metingen voor het primaire net en waar het zo uitkwam, tevens met het secundaire net. De hoekmetingen voor het pri maire net werden in 1904 voltooid, de overige metingen in 1928. 2. Prof. H. G. van de Sande Bakhuijzen was vanaf de instelling lid van de Rijkscommissie. Op 21 januari 1882 werd hij tot voorzitter gekozen. 3. A. W. E. Kwisthout was ingenieur-verificateur van het Kadaster te Roermond. Hij werd in 1889 lid van de Rijkscommissie i.v.m. de opdracht dat het Kadaster te zamen met de Rijkscommissie de secundaire driehoeksmeting zou uitvoeren. 4. H. J. Heuvelink, civiel-ingenieur, was vanaf 1885 betrokken bij het werk t.b.v. de driehoeksmeting. Na het overlijden van prof. Schols in 1897 werd hij op 17 september 1897 benoemd tot hoogleraar aan de Polytechnische School en op 26 oktober van dat jaar lid van de Rijkscommissie. Vanaf dat tijdstip was hij be last met de hoofdleiding van de primaire en secundaire drie hoeksmetingen. Fig. 5. De Wanschaff 35 cm theodoliet no. 1, negentig jaar geleden door Heuvelink op een pijler gefotografeerd. NGT GEODESIA 84 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 7