landmeetkunde
leidingenregistratie
ingenieurs- en adviesbureau
moet zijn om uit een en hetzelfde bestand met geclassificeerde ele
menten zowel een gedetailleerde, als een eenvoudige kaart te ex
traheren. De rangschikking van elementen vindt dan plaats naar
toenemend detailniveau. Indien bijvoorbeeld „gras" is onderver
deeld in „grasland" en „gazon", dan moet het mogelijk zijn dat er
op alle drie soorten kan worden geselecteerd, doch dat ook de aan
gebrachte onderverdeling duidelijk blijkt.
Het rangschikken naar toenemend detailniveau doet een hiërar
chisch stelsel van classificatie ontstaan, waarbij sprake is van
hoofdgroepen en subgroepen. De verdeling van de hoofdgroepen
in subgroepen is, voor zover mogelijk, gebaseerd op materiële ken
merken.
Voor het onderbrengen van een topografisch element in een speci
fieke hoofdgroep, is dat kenmerk van het element bepalend dat
aangeeft dat het element een deelverzameling van de totale terrein
gesteldheid beschrijft. Aldus zijn tien hoofdgroepen gedefinieerd:
1. B Bebouwing (alle bebouwing, alle kunstwerken en installa
ties en overige opstallen)
2. G Grenspaal/steen en Grens
3. H Hoogtekenmerk
4. L Leidingen
5. M Punt meetkundiqe qrondslaq
6. N Grond
7. O Object
8. T Terreinafscheiding
9. V Verharding/Bekleding
10. W Water
Door een eerste experimentele publikatie van het aldus ontstane
stelsel is getracht een overzicht te verkrijgen van de hanteerbaar
heid van het stelsel in de praktijk. Dit is via een tweetal wegen be
werkstelligd:
1Introductie van het stelsel bij een aantal grote potentiële gebrui
kers van de classificatie, waaronder Rijkswaterstaat, Kadaster
en NS.
2. Het doen uitvoeren van een drietal proeven bij de opname in het
terrein.
Deze voorlopige introductie en praktijkproeven, en bovendien de
uitgevoerde enquête en de naar aanleiding daarvan uitgebrachte
wensen, zijn zeer belangrijk geweest bij de opzet van een eerste uit
gave van het stelsel.
Een van de belangrijkste wensen was, dat ernaar moest worden
gestreefd alle elementen uit de basislijst op te nemen in de classifi
catie, d.w.z. dat elk element moest worden benoemd, gedefinieerd
en ingedeeld. De eerste uitgave bevat nu dan ook alle elementen
(in totaal ca. 500), zowel de uitwisselbare als niet-uitwisselbare.
Voor de niet-uitwisselbare elementen is in feite sprake van een
voorkeursnaam en -definitie. Deze zijn zoveel mogelijk overge
nomen van de dienst of bedrijf welke het betreffende element in het
terrein beheert of aanbrengt.
Het toch onderbrengen van alle 500 elementen voorkomt tevens,
dat bij gebruikers van het systeem volkomen nieuwe onderver
delingen gaan ontstaan, en bevordert bovendien een snelle over
eenstemming tussen verschillende gebruikers van het stelsel; wat
weer leidt tot uitbreiding van de groep „uitwisselbare elementen".
In de classificatie is naast de tien genoemde klassen nog een elfde
opgenomen. Dit is de hoofdgroep „Samenstelling van elementen".
Deze groep behoeft een nadere uitleg.
De definiëring van elementen heeft zoveel mogelijk plaatsgevonden
vanuit het terrein (de werkelijkheid of de 1 1 situatie). In een aantal
gevallen is het echter niet zinvol of gewenst om deze terreinsituatie
ook daadwerkelijk in al zijn samenstellende elementen vast te leg
gen. Van een boomgaard worden ook niet alle bomen stuk voor
stuk aangemeten, doch alleen de begrenzing van het geheel. Ook
kan het voorkomen dat reeds alle onderdelen zijn vastgelegd, doch
dat men, over de indeling heen, het geheel nog eens wil benoemen.
Een goed voorbeeld hiervan is een brug. Een brug bestaat uit ver
harding, railingen, pijlers en eventuele installaties. Elk genoemd ele
ment is onder te brengen. Het element „Brug" zelf wordt echter,
in feite als gegeneraliseerd element, ondergebracht in de klasse
„Samenstelling van elementen".
In hoeverre is het ontworpen stelsel nu direct bruikbaar in de prak
tijksituatie?
Zeker is, dat het gebruik van het stelsel niet alleen voordelen biedt
bij de opbouw en het gebruik van en bij de uitwisseling tussen digi
tale topografische gegevensbestanden. Ook bij het geheel analoge
proces of slechts gedeeltelijk digitale proces kan het gebruik van de
classificatie de inhoudelijke kwaliteit van de vastgelegde topografie
verhogen. De landmeter of fotogrammeter weet op basis van de
definities, welke elementen nog net wel of welke elementen net
niet meer behoeven te worden vastgelegd, terwijl de opdrachtgever
precies weet wat hij „krijgt". Wat er uiteindelijk op de kaart als een
bepaalde klasse wordt afgebeeld, voldoet immers aan de definitie.
Daarnaast biedt het stelsel de mogelijkheid om die elementen te se
lecteren, welke behoren tot een bepaald thema van het terrein. De
overige topografie kan dan slechts tot een bepaald detailniveau
worden vastgelegd, zonder dat in een later stadium het gevaar ont
staat, dat de vastgelegde gegevens niet meer zouden kunnen wor
den gebruikt als koppelingsgegeven bij de uitwisseling tussen (vast-
goedlsystemen.
Het daadwerkelijk gebruik van het stelsel houdt in, dat de ontwik
keling in het classificatiestelsel niet zal stilstaan. Op dit moment is
er bij Rijkswaterstaat reeds uitgebreid geëxperimenteerd met het
systeem en is onlangs ook begonnen met de daadwerkelijke invoe
ring van de classificatie. Was dan ook tot voor kort in de eerste
plaats een uitgebreide introductie van het systeem belangrijk, nu
begint het proces van bijhouding van de classificatie een zeer be
langrijke rol te spelen. Het stelsel is er immers door en voor de ge
bruikers.
Deze bijhouding dient op de eerste plaats regelmatig en op de
tweede plaats centraal te geschieden. Aan beide eisen is inmiddels
voldaan. De bijhouding zelf zal door het Kadaster worden gedaan;
deze zal ten behoeve van de bijhouding een gebruikersgroep
oprichten die voor de beoordeling van de problemen en mutaties
moet zorgdragen.
Literatuur
1. Rapport „Precisie en betrouwbaarheid", november 1980,
BOCO.
2. Rapport „Plaatsaanduiding en gegevensstructuren", november
1980, BOCO.
3. Rapport „Toegankelijkheid en conversieproblematiek", novem
ber 1980, BOCO.
4. Rapport „Classificatie van topografische elementen, onder
zoekrapport", november 1980, BOCO.
5. Rapport „Classificatie van topografische elementen, gebrui
kersrapport, experimentele uitgave", november 1980, BOCO.
6. Rapport „Classificatie van topografische elementen, gebrui
kersrapport 1e uitgave", juni 1982, Stichting SVI.
7. Rapport „Classificatie van topografische elementen, Verant
woording gebruikersrapport 1e uitgave", december 1982, Stich
ting SVI, 1982/6.
A
Hoofdkantoor: Dordrecht - tel. 078 - 14 70 53
Afd. landmeten - tel. 078 - 14 58 38
Bijkantoren: Utrecht, Den Haag, Dordrecht
NGT GEODESIA 84 41