„De hogere eischen, die aan de uitoefenaren Ivan de landmeet kunde) werden gesteld hebben dit beroep een belangrijken wetenschappelijken inslag gegeventevens werden de werk zaamheden meer omvattend, waardoor eerst de assisterende tekenaar, later de veldassistent in de kadastrale organisatie ver scheen". Uit deze opmerking kunnen we zien, dat de verbetering van het ni veau van de kadasterlandmeter structurele gevolgen voor de perso- neelsopbouw had: er kwam een midden- of lager kader in het blik veld, dat tot dan toe buiten beschouwing was gebleven. De tweede opmerking is: Buiten het kadaster kon de landmeetkunde door verschillende omstandigheden zich lang niet in die mate ontwikkelen als er binnen. Er heerschen op dit gebied onbevredigende toestan den. Onbekwaamheid en ondeskundigheid regeeren hier. Er zijn slechts enkele uitzonderingen. In de gemeente Amsterdam bestaat een zeer goede landmeetkundige dienst en we hebben betrekkelijk kort geleden den Meetdienst van den Rijkswater staat gekregen. Enkele andere centra zijn in opkomst. De ont wikkeling van de landmeetkunde buiten het kadaster heeft met die binnen het kadaster geen gelijken tred gehouden. De werk methoden zijn primitief en systeemloos, met als gevolg: geld verspilling". Geldverspilling! Zoals u weet is dat in Holland de ergste zonde die je kunt begaan. Tienstra schreef het verschil in de situatie binnen en buiten het Kadaster toe aan de geïsoleerde en naar binnen gerichte opstelling van die dienst, en gaf voorbeelden van landmeetkundig geknoei bij veel gemeenten. Hij sprak tot kadasterlandmeters, en het kan zijn dat hij ze wilde aansporen de blik meer naar buiten te richten. Maar het doet wat vreemd aan, dat het Kadaster een beetje de schuld kreeg van wantoestanden daarbuiten. Ik geloof dat de oorzaak eer der moet worden gezocht in de elders heersende onderschatting van de deskundigheid die voor een goede uitoefening van de land meetkunde is vereist, en in het ontbreken van deskundigen op ver schillende niveaus. De Wageningse landmeters kwamen vrijwel allemaal terecht bij het Nederlandse of het Indische Kadaster. Juist in de tijd dat Tienstra zijn rede hield, stelde het Kadaster wegens de crisis een aantal jaren geen nieuwe landmeters aan, en veel jongeren moesten ergens anders werk zien te vinden. Dat heeft waarschijnlijk wel tot een betere spreiding van deskundigheid geleid. Slechts één jaar na Tienstra's rede werd de landmetersoplei ding verplaatst van de Landbouwhogeschool Wageningen naar de TH Delft [7], Een van de redenen was de technologische ontwikke ling van de landmeetkunde en het toenemende belang van de wis kunde. Daarnaast zal zeker in die tijd de mogelijkheid van een zui nige oplossing een rol hebben gespeeld. In Wageningen bleef een lectoraat, later omgezet in een hoogleraarschap, gevestigd voor het onderwijs in de landmeetkunde aan de aanstaande landbouwinge nieurs. De Delftse cursus duurde eveneens 3'/i jaar. Tegelijk met de over gang werd de titel van civiel-landmeter ingevoerd, die aan het diploma was verbonden. In Delft werden de geodesie en de land meetkunde sinds 1926 gedoceerd door prof. Schermerhorn, die vooral baanbrekend werk in de fotogrammetrie deed en die in 1931 de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat oprichtte. Tienstra werd nu ook hoogleraar in Delft; hij combineerde dit ambt met de leiding van de Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting. Prof. Schermerhorn heeft mij eens verteld dat zij toen al direct een volledige Delftse ingenieursstudie van vijf jaar hadden willen opzet ten. Maar het Ministerie van Financiën stak daar een stokje voor; het zou betekenen dat alle kadasterlandmeters in de ingenieurs rangen zouden komen, wat te veel geld zou kosten. Schermerhorn vertelde dat hij het programma van de cursus aan een van zijn colle ga's van de Afdeling Weg- en Waterbouwkunde liet zien, die zei: „Jullie zijn ook een paar mooie, nou heb je toch een ingenieurs opleiding gemaakt, maar een van 3>2 jaar". Het duurde maar 13 jaar voor de volledige vijfjarige opleiding tot geodetisch ingenieur een feit was: die werd in 1948 ingesteld [8], Ik moet erbij vertellen, dat Schermerhorn intussen onze eerste na-oorlogse minister-presi dent was geweest op grond van zijn belangrijke rol in het verzet tij dens de oorlog. Ik kan me niet voorstellen dat dat helemaal geen invloed op de gang van zaken heeft gehad. De Nederlandse landmeetkundige wereld is bijzonder veel dank ver schuldigd aan Schermerhorn en Tienstra, twee mannen van uitzon derlijk formaat, die naast hun grote wetenschappelijke verdiensten blijk gaven van een heldere visie op de technische ontwikkelingen en de plaats van het beroep in de maatschappij. Zij hebben zich met succes ingezet voor de verheffing van het beroep. Het proces zoals we dat tot nu toe hebben besproken, toont dat de ontwikkeling van de maatschappij het nodig maakt de landmeet kunde een meer wetenschappelijke inslag te geven, en dat dit een geleidelijke verhoging van de wetenschappelijke en maatschappe- NGT GEODESIA 84 lijke status van de landmeter teweegbracht via het onderwijs. Maar deze verhoging schiep als het ware een vacuüm op het gebied van het handwerk en van routinetaken. Met andere woorden: de nood zaak van landmeettechnici werd meer en meer gevoeld. Uit de op merking van Tienstra die ik hiervoor heb aangehaald bleek al dat bij het Kadaster de tekenaar-assistent en de veldassistent hun intree hadden gedaan. Er was in de jaren dertig echter geen georgani seerde opleiding voor technici van deze categorie. Uit het verenigingsleven, de toenmalige Nederlandse Landmeet kundige Federatie (NLF) kwam het initiatief om examens voor tech nisch personeel in te stellen, waardoor duidelijke normen van be kwaamheid zouden worden vastgelegd. Deze zogenaamde NLF- examens voor landmeettechnicus werden voor het eerst in 1943 ge houden; ze kwamen na de oorlog goed op gang en functioneren tot op de dag van vandaag. Honderden technici hebben het examen voor landmeettechnicus, of de in 1949 resp. 1950 ingestelde examens voor rekenaar of teke naar afgelegd. In 1971 werd er nog een examen voor landmeet- assistent aan toegevoegd. Toen in verband met het oprichten van de NVG op 1 januari 1971 de NLF werd opgeheven, werden de exa mens ondergebracht in de Stichting NLF-examens, waarin de nu bestaande verenigingen van ingenieurs en technici participeren. Ik leg er de nadruk op dat deze examens geheel een zaak zijn van het verenigingsleven: de diploma's hebben geen wettelijke of officiële status, maar zijn maatschappelijk belangrijk, omdat ze zonder goe de theoretische en vooral praktische kennis niet kunnen worden be haald. Ze worden dan ook algemeen erkend en gewaardeerd. Maar er bestond en bestaat geen algemene opleiding voor deze examens, leder die een diploma wenst te behalen waarvoor trou wens een flinke voorgeschreven praktijkervaring moet zijn opge daan moet zelf maar zien hoe hij de nodige kennis krijgt, per schriftelijke cursus of bij een particulier opleider. De hele situatie met betrekking tot de NLF-examens wordt op het ogenblik onder zocht door een daartoe ingestelde commissie van het Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde. Kort voor de oorlog richtte het Kadaster een centrale opleidings school (CTO) voor zijn eigen tekenaars en rekenaars op. Later kon geselecteerd personeel dat deze cursus had doorlopen, na een zekere praktijktijd als tekenaar of rekenaar, een opleiding voor be paalde landmeetkundige functies in de buitendienst krijgen. Deze opleiding bestaat nog steeds, maar zal op den duur verdwijnen. In het verband met deze CTO-opleiding wil ik nog even aanknopen bij de in 1934 gemaakte opmerking van Tienstra over het slechte landmeetkundige werk bij de gemeenten. Na de oorlog, in de tijd van wederopbouw en uitbreiding, werd bij de gemeenten de be hoefte aan deskundig personeel sterk gevoeld en verdwenen grote aantallen mensen die het Kadaster voor zijn eigen doeleinden had opgeleid naar de gemeenten, vaak na het NLF-diploma van land meettechnicus te hebben behaald. De Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat heeft ook jarenlang een cursus op middelbaar ni veau in eigen bedrijf gegeven. Ik zal nu niet meer uitvoerig de geschiedenis vertellen van de ver dere uitbouw van het landmeetkundig onderwijs, dat moest voor zien in de behoefte aan hogere en middelbare technici, en dat logisch aansluit op de instelling van de studie voor geodetisch inge nieur. In 1954 kwam de opleiding voor hogere technici tot stand aan de Hogere Technische School voor de Bouwkunde in Utrecht, een vierjarige opleiding met als derde jaar een praktijkjaar. Het niveau van de HTS correspondeert volgens mij ongeveer met dat van de Belgische industrieel ingenieur of met de Duitse Fachhoch- schule. Sinds 1980 is aan genoemde HTS ook een opleiding in de kartografie gevestigd, waarvan het eerste jaar gemeenschappelijk is met de landmeetkundige studie. Op het niveau van de middelbare technici heerste nog een zeer on overzichtelijke situatie. Zo waren er de kostbare bedrijfsopleidingen van het Kadaster en de Meetkundige Dienst van de Rijkswater staat, mensen met NLF-diploma's, diploma's van schriftelijke cur sussen, enzovoort. Op een initiatief van onze vereniging uit 1973 [9] en na werk van de nodige commissies en besturen zijn in de tweede helft van de jaren '70 opleidingen in de landmeetkunde aan vier Middelbare Technische Scholen gesticht. Tot nu toe heeft deze opleiding een gezamenlijk eerste jaar met de studie in de weg- en waterbouwkunde van de betrokken MTS. Zo heeft nu de landmeet kunde dezelfde reeks van opleidingsmogelijkheden als andere tech nische beroepen, behalve de Lagere Technische School. Naast deze reeks van opleidingen die rechtstreeks zijn gericht op de landmeetkunde en waarop we nader zullen ingaan, kan in het kader van dit overzicht slechts kort melding worden gemaakt van enkele belangrijke instellingen met een speciale doelstelling. Ten eerste is bij de Landbouwhogeschool Wageningen altijd een Laboratorium voor Landmeetkunde gevestigd gebleven voor het onderwijs aan de aanstaande landbouwingenieurs en het daarmee gepaard gaande onderzoek. De fotogrammetrie heeft hier al jaren een belangrijke plaats ingenomen. De leerstoel is op dit ogenblik 91

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 21