92 vacant. Met het oog op de herbezetting is de benaming „landmeet kunde" gewijzigd in „landmeetkunde en teledetectie". Ten tweede is in Enschede (vroeger Delft) gevestigd het Internatio nal Institute for Aerial Survey and Earth Sciences (ITC). Het is voornamelijk gericht op de voortgezette opleiding van vakmensen uit ontwikkelingslanden. Naast opleidingen in de fotogrammetrie, de luchtfotografie en de kartografie heeft men afdelingen voor de opname van natuurlijke hulpbronnen, voor sociale wetenschappen en „integrated surveys", en voor exploratie ten behoeve van geolo gie en mijnbouw, alles gericht op ontwikkelingslanden. De voertaal is in hoofdzaak Engels. Ten derde is sinds enkele jaren een opleiding in de hydrografie ge vestigd aan de Hogere Zeevaartschool te Amsterdam, waarvan het diploma internationaal is erkend door de FIG-IHO International Advisory Board on Standards of Competence for Hydrographic Surveyors. Ten vierde moet worden vermeld dat bij de HTS-opleidingen in de Weg- en Waterbouwkunde de landmeetkunde een van de leer vakken is. Over het algemeen is dit onderwijs, aan zo'n 20 HTS-en, van een behoorlijke omvang en van goed niveau; het is uiteraard vooral gericht op toepassingen in de civiele techniek. De maatvoe ring van civieltechnische projecten wordt dan ook voor een groot deel door deze HTS-ingenieurs verzorgd. In tegenstelling hiermee is de opleiding in de landmeetkunde van civielingenieurs aan de TH Delft tot een vluchtige kennismaking gereduceerd. Keren wij nu terug naar de landmeetkundige opleidingen van TH, HTS en MTS, dan dient allereerst te worden geconstateerd dat in Nederland de combinatie van landmeter en schatter van onroe rende goederen niet voorkomt. De schatting van de waarde van on roerend goed is in Nederland het werk van de taxateur, die meestal tevens makelaar is, zodat deze activiteit zich in een andere beroeps wereld afspeelt en die weinig aanrakingspunten met de landmeet kunde heeft. Er wordt naar gestreefd in de Delftse opleiding meer aandacht te schenken aan de waardebepaling, voor zover men er mee in aanraking komt bij land- en stadsinrichting. Over de opleidingen zelf moeten wij hier zeer kort zijn. Voor wat de voorafgaande schoolopleiding betreft, beperken wij ons tot het geen voor het landmeetkundig onderwijs van belang is. Na het ver laten van de basisschool, normaal op 12-jarige leeftijd, kan worden gekozen voor: MAVO middelbaar algemeen vormend onderwijs (4 jaar) HAVO hoger algemeen vormend onderwijs (5 jaar) VWO voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (6 jaar) Deze vormen van secundair onderwijs geven bij het technisch on derwijs aansluiting op respectievelijk: MTS Landmeetkunde. Vierjarige opleiding, waarvan het laatste jaar in de praktijk. Mogelijk aan de MTS-en te Arnhem, Bre da, Groningen en Hengelo. HTS Landmeetkunde. Vierjarige opleiding, waarvan het derde jaar in de praktijk. Titel ingenieur (ingHTS voor de Bouwkunde te Utrecht. TH Geodesie. Vierjarige opleiding; voor geselecteerde studenten wordt een tweede fase van één jaar (onderzoekersopleiding) voorzien. Titel geodetisch ingenieur (ir.). Mogelijk is promotie tot doctor in de technische wetenschappen. Technische Ho geschool Delft. Het MTS-diploma verschaft toelating tot de HTS voor hen die geen HAVO-diploma hebben. Evenzeer worden gediplomeerden van de HTS toegelaten tot de TH, ook als zij geen VWO-diploma hebben. Van laatstgenoemde mogelijkheid is in het verleden niet zelden ge bruik gemaakt. Een goede student met een HTS-diploma kon ech ter op de vroegere vijfjarige Delftse opleiding in de regel hoogstens één jaar besparen. Tegenwoordig is deze „verticale doorstroming" niet meer mogelijk, omdat een student slechts in totaal zes jaar voor hoger onderwijs (HTS of TH) kan zijn ingeschreven. Men heeft wel de mogelijkheid geschapen dat goede studenten na één (eventueel twee) jaar HTS naar de TH kunnen overstappen om daar de studie voor geodetisch ingenieur te beginnen, ook zonder VWO- diploma. Deze mogelijkheid is vooralsnog theoretisch gebleken. Het aantal studenten dat jaarlijks aan de studie begint (eerstejaars), kan voor de TH worden geschat op 45, voor de HTS op 60 en voor de MTS eveneens op 60. Wij besluiten met een zeer globaal kwantitatief overzicht van de vakinhoud van de genoemde opleidingen. MTS Vier jaar, waarvan het laatste jaar als praktikant bij een bedrijf of overheidsdienst wordt doorgebracht. Het eerste jaar is gemeen schappelijk met de richting weg- en waterbouwkunde. Het derde jaar bestaat voor ongeveer twee derde uit verplichte, voor een der de uit keuzevakken, waardoor de verdeling tussen onderstaande groepen kan variëren. Talen, maatschappijleer, lichamelijke oefening 21% Wiskunde, natuur- en scheikunde 16% Bouwkunde, civiele techniek, materialen 17% Landmeetkunde, berekeningen, praktikum 25% Tekenen (landmeetkunde en bouwkunde) 14% Bedrijfskunde, veiligheid 7% HTS Vier jaar, waarvan het derde als praktikant bij een bedrijf of over heidsdienst. In het vierde jaar bestaan keuzemogelijkheden. Talen, lichamelijke oefening 11% Wiskunde, natuurkunde, statistiek, computer- kunde, vereffeningstheorie 18% Landmeetkunde, fotogrammetrie, kartografie, vast goedsystemen, bouwkunde, planologie, ruil verkaveling, recht, bedrijfsleer 71% TH Vier jaar, verdeeld over een gemeenschappelijke basisstudie van ca. 2V4 jaar en een eindstudie, met ruime keuzemogelijkheden, van 1 Zi jaar. Het oude studieprogramma van vijfjaar geldt in de cursus 1982 - 1983 nog voor het tweede t.m. het vijfde jaar en wordt hier niet besproken. Het nieuwe programma wordt stapsgewijs jaar na jaar ingevoerd. De nieuwe eindstudie staat nog niet geheel vast. Zie ook [10]. Basisstudie Wis- en natuurkunde 15% Ellipsoïdische-, ruimte-, fysische en zeegeodesie 12% Statistiek, vereffeningstheorie, puntsbepaling, optimalisering 14% Landmeetkunde, fotogrammetrie en teledetectie, instrumentenkunde, fysische metingen 12% Vastgoedsystemen, kartografie 11% Planologische geodesie, economie, land- en stads inrichting 9% Recht 11 Sociale wetenschappen 4% Praktika 12% Eindstudie Keuze uit drie hoofdrichtingen, aangeduid met de trefwoorden: 1. landmeetkunde; 2. planologische en technisch-administratieve geodesie; 3. fysisch-mathematische geodesie. Elke richting is gekenmerkt door een aantal keuzevakken die onge veer 30% van de studielast vormen. De overige studielast wordt ongeveer gelijk verdeeld over keuzevakken, een project of prak tijkstage, en een individueel afstudeeronderzoek waarover een scriptie wordt geschreven. Literatuur 1. Schonaerts, R. ed., De landt-meeters in onze provinciën van de 16de tot de 18de eeuw. Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel 1976. 2. Tweede Kamer der Staten Generaal, zitting van 16 december 1887. Tijdschrift K en L no. 4, 1888, p. 24. 3. Tijdschrift K en L no. 7, 1891, p. 63. 4. Verslag der Commissie van Preadvies inzake de opleiding tot landmeter bij het Kadaster. Tijdschrift K en L no. 7, 1891, p. 149. 5. Polêe, T., De Opleiding der landmeters aan de Landbouwhoge school te Wageningen. Tijdschrift K en L no. 35, 1919, p. 83. 6. Tienstra, J. M., De ontwikkeling der landmeetkundige tech niek. Tijdschrift K en L no. 50, 1934, p. 309. 7. Verplaatsing van de opleiding van landmeters van Wageningen naar Delft. Tijdschrift K en L no. 51, 1935, p. 193. 8. Tienstra, J. M., Bij de instelling van de studierichting voor geo detisch ingenieur aan de Technische Hogeschool. Tijdschrift K en L no. 65, 1949, p. 3. 9. Dekker, H. A. L„ Hoger, middelbaar en lager technisch onder wijs. Nederlands Geodetisch Tijdschrift no. 3, 1973, p. 32. 10. Ligterink, G. H., Fotogrammetrie en de studie voor geodetisch ingenieur. NGT Geodesia no. 24, 1982, p. 320. NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 22