voorkomen, is deze meetprocedure efficiënt. Bij de CIN
wordt deze wijze van digitaliseren toegepast voor
begrenzingen van cultuurtoestanden, dorpsbehorens,
dorpskommen, gebieden met een bijzondere bestem
ming, bodemtypen en bij de toedeling gebruikte vakken.
Ook het wegennet wordt op die manier gedigitaliseerd.
Bij het digitaliseren van kavel- en perceelsgrenzen wordt
genoemde werkwijze niet gehanteerd, maar is gekozen
voor de zogenaamde oppervlaktemethode. Hiervoor
kunnen enkele redenen worden aangevoerd. Ten eerste
is bij de hier veelal rechte grenzen de verhouding tussen
knooppunten en tussenpunten voor de methode met
lijnsegmenten zeer ongunstig. In de tweede plaats moet
per kavel of perceel een ontsluitingspunt worden aange
duid, wat bij de lijnsegmentenmethode een aparte digita
lisering van die punten zou vergen. In de derde plaats
worden kleine lijnsegmenten bij digitalisering volgens de
lijnsegmentenmethode gemakkelijk over het hoofd ge
zien. Dat stukjes zijn vergeten, kan de computer welis
waar constateren, doch het herstellen kost vrij veel tijd
en geld.
De bij het digitaliseren van kavel- of perceelsgrenzen ge
hanteerde werkwijze is als volgt. Na het digitaliseren van
een groot aantal ruitkruisjes van de topografische kaart
wordt, in verband met een overbepaalde aansluiting van
de coördinaten, met een code D aangegeven dat een
nieuw deelgebied, bestaande uit aan elkaar grenzende
kavels of percelen, wordt gedigitaliseerd. Tevens wordt
vermeld wat het duizendtal is van de komende volg
nummers van de kavels of percelen.
Per kavel of perceel worden daarna de volgende hande
lingen uitgevoerd. Eerst wordt het volgnummer opgege
ven, waarna het centrale punt van kavel of perceel wordt
gedigitaliseerd. Vervolgens worden alle op de grens lig
gende knikpunten gedigitaliseerd, te beginnen bij het
ontsluitingspunt en verder in een volgorde rechtsom tot
men weer op het ontsluitingspunt terug is. Dit punt
wordt, ter beperking van de hoeveelheid handelingen en
ter voorkoming van het verkrijgen van meer coördinaten
van één punt, niet opnieuw gedigitaliseerd. Wel wordt
een route gedigitaliseerd van dat punt naar een dichtbij
gelegen punt in het hart van de weg. De aard van die
route, bijvoorbeeld over land of semi-verharde inrit,
wordt gecodeerd. De kavels of percelen worden in volg
orde van de toegekende volgnummers bewerkt. Nadat
een groep aan elkaar grenzende kavels of percelen is ge
digitaliseerd, wordt de code D weer vermeld.
4.1Eerste computerberekeningen
De eerste computerberekeningen waarmee de digitalise
ring wordt verwerkt, bestaan uit controles op de meting
en uit de transformatie van de „tafelcoördinaten" naar
coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting.
Bij de transformatie wordt rekening gehouden met mo
gelijk niet juiste, loodrecht op elkaar staande x- en y-
assen van de digitizer, rek of krimp van het kaartmate
riaal en een kleine rotatie van de kaart. De standaardaf
wijking, waarmee de nauwkeurigheid van coördinaten
kan worden aangeduid, bedraagt voor de coördinaten
verkregen uit digitalisering met kaarten schaal 1 10 000
ongeveer twee meter. Hoewel de coördinaten van gedi
gitaliseerde punten dus niet op de meter betrouwbaar
zijn, worden uit praktische overwegingen de coördinaten
op hele meters afgerond.
De beschreven procedure van digitaliseren van kavel- of
perceelsgrenzen houdt in, dat een punt meer dan één
stel coördinaten kan hebben. Met een middelingspro-
NGT GEODESIA 84
gramma wordt bereikt, dat één punt slechts één stel
coördinaten bezit, wat zeer gewenst is. Hierbij treedt het
gemak naar voren van de bij digitalisering aangeduide
deelgebieden, elk bestaande uit een groep aan elkaar
grenzende kavels of percelen. De middeling behoeft na
melijk alleen te geschieden voor punten die in één deel
gebied liggen. Hiermee wordt tevens de in de computer
benodigde geheugenruimte beperkt. De marge waarbin
nen middeling wordt uitgevoerd, is door de gebruiker
van het programma op te geven. Kiest men deze te krap,
dan kunnen ten onrechte coördinaten buiten de midde
ling worden gehouden en ontstaan twee punten. Wordt
de marge te ruim gekozen, dan kan de computer coördi
naten van verschillende punten tot coördinaten van één
punt middelen. Dergelijke problemen moeten worden
voorkomen door zorgvuldig te werken bij de kaartvoor-
bereiding en digitalisering, en door bovendien de te digi
taliseren punten niet te dicht bij elkaar te kiezen. Punten
aan twee zijden van een weg kunnen in het algemeen
wel dicht bij elkaar worden aangeduid, daar deze meest
al in verschillende deelgebieden zullen liggen. Alleen bij
insteekwegen zal men op deze problemen dienen te let
ten.
4.2. Controlekaartering
Er is nu een bestand met coördinaten van kavel- of per
ceelsgrenzen verkregen. Het verdient aanbeveling een
controle uit te voeren door een kaartering. De computer
bewerkingen bestaan dan uit het splitsen van het be
stand in één met grenzen en één met routes gemeten
tussen ontsluitingspunt en hart van de weg. Het bestand
met grenzen wordt nog weer gesplitst in een bestand
met grenzen die eenmaal zijn gemeten (de buitengren
zen van deelgebieden), en een bestand met grenzen die
tweemaal zijn gedigitaliseerd. Van het laatste bestand
vervalt telkens een van beide lijnstukken (voor zover ze
identiek zijn), zodat een bestand overblijft waarin elk
dubbel gedigitaliseerd lijnstuk slechts eenmaal voor
komt. De bedoeling van deze werkwijze is tweeledig:
Dubbel kaarteren wordt voorkomen, wat een kleine
kostenbesparing op de tekenmachine en een verbetering
van de lijnkwaliteit betekent.
Tevens is het mogelijk, door de kaartering van de enkel
gemeten grenzen in rode kleur, en die van de dubbelge-
meten grenzen in blauwe kleur uit te voeren, na te gaan
of bij de digitalisering van aan elkaar grenzende kavels of
percelen in het ene grondstuk punten zijn gedigitaliseerd
die in het andere zijn vergeten (fig. 2). Kartografisch is
dit wat vervelend doch, wat veel belangrijker is, wanneer
aan elk lijnstuk de aard ervan, bijvoorbeeld sloot of hout
wal, met een code wordt toegekend, zouden er lijnstuk
ken naast elkaar liggen die in feite dezelfde lijn aandui
den. Lijnstukken die dubbel voorkomen, behoeft de
computer slechts binnen het desbetreffende deelgebied
op te sporen.
Ook voor het controleren van de gedigitaliseerde ontslui
tingsroutes wordt een controlekaartering gemaakt. Deze
kaarteringen worden visueel vergeleken met de origine
len waarop is gedigitaliseerd ter controle op nauwkeurig
heid en compleetheid.
In de programmatuur is de mogelijkheid ingebouwd mu
taties in het digitale bestand aan te brengen zonder ge
bruik te maken van een grafisch beeldscherm. Deze
werkwijze houdt dan wel in, dat veel in lijsten moet wor
den gezocht naar coördinaten. Het kunnen beschikken
over een grafisch beeldscherm heeft grote voordelen bij
het aanbrengen van mutaties.
75