nummer dorpsbehoren 1 kavel gelegen in ander dorpsbehoren dan de bedrijfsgebouwen x kavel van buitenblokker grens dorpsbehoren Fig. 6. A fbeelding van de gronden die worden gebruikt vanuit een ander dorpsbehoren. staan. Hoe secuur men echter op de grens van twee dorpsbehorens om kavels heen gaat, is een zaak die dient te worden gerelateerd aan de nauwkeurigheid waarmee men het begrip dorpsbehoren wil benaderen. Nadat de grens is gemuteerd en opnieuw is gedigitali seerd, wordt öf de procedure herhaald óf een definitieve berekening uitgevoerd van de ligging van bedrijfsgebou wen en kavels in een bepaald dorpsbehoren. 9. Cultuurtoestanden Een van de vragen die door de CIN kan worden beant woord, is wat en hoe groot de oppervlakte van de cul tuurtoestand (grasland, bouwland, boomgaard, erf, enz.) van de kavels is. In verband met de eraan verbon den kosten vindt deze berekening alleen plaats, indien de gegevens door de opdrachtgevers worden gevraagd. De werkwijze bij het verzamelen van de gegevens wordt afgestemd op het gebruik ervan. In een aantal gevallen, zoals bij een kavelgewijze inven tarisatie en bij een grillig verdeelde cultuurtoestand, wordt de inventarisatie met de hand verricht en vast gelegd. De deeloppervlakten worden vermeld op een ponsconcept, nadat ze zijn afgestemd op de door de computer berekende kaveloppervlakte. In andere geval len worden de grenzen van cultuurtoestanden gedigitali seerd en vindt invulling van de deeloppervlakten plaats door de computer. Bij die werkwijze dient men een perceelsgewijze en een kavelgewijze opname te onderscheiden. Is het grondge bruik perceelsgewijs vastgelegd, dan wordt als volgt geïnventariseerd: Elk perceel beslaat per definitie slechts een stuk grond met één cultuurtoestand. In elk perceel wordt de cultuurtoestand aangeduid met een nummer, behalve waar een cultuurtoestand wordt aangetroffen die het meest voorkomt (fig. 7a). Deze nummers worden gedigitaliseerd door intoetsen van nummer en vastleg ging van plaats daarvan in coördinaten. Met een compu terprogramma wordt vervolgens nagegaan binnen welke perceelsgrens elk nummer is gelegen. De perceelopper vlakte wordt tenslotte door de computer vermeld bij de cultuurtoestand die wordt aangeduid door de berekende code. Het perceel waarop de bedrijfsgebouwen zijn gele gen, krijgt automatisch de code „erf". Wordt geen kop peling gelegd, dan houdt de computer de meest voor komende cultuurtoestand aan. De percelen worden daarna ingekleurd met een kleur die overeenkomt met een afgesproken kleurcode voor de cultuurtoestand. Hierna trekt men met de hand lijnen om de vlakken van één kleur. Bij de ene variant (fig. 7b) voor alle kleuren, bij de andere wat goedkopere werkwijze (fig 7c) bij alle kleuren, behalve die welke het meest voorkomt (bijvoor beeld die overeenkomende met gras). De keuze tussen beide varianten hangt af van de vraag of met de gedigi taliseerde grenzen van de cultuurtoestanden meer wordt gedaan dan alleen de berekening van de cultuurtoestand van elk perceel. Is dit niet het geval, dan is de goed koopste werkwijze (fig. 7c) de meest aangewezene. De met de hand getekende grenzen worden gedigitaliseerd, waarna de computer berekent binnen welk vlak een cen traal punt van een perceel is gelegen. Bij een kavelgewijze inventarisatie zal een kavel meestal uit meer dan één cultuurtoestand bestaan. Veelal zal ook een oppervlakte erf binnen de kavel zijn opgenomen, ter wijl soms ook bouwland èn grasland op een kavel voor komen. Het zal nodig zijn de grenzen van cultuur toestanden te digitaliseren volgens de varianten, zoals te zien in fig. 7b en 7c. De gedigitaliseerde grenzen van de cultuurtoestanden dienen in dit geval door een compu terberekening te worden gesneden met de gedigitali seerde grenzen van kavels om tot een berekening te kun nen komen van de deeloppervlakten van de kavels. Dit is een bekend probleem van het op elkaar leggen van twee digitale bestanden, waarvoor [Van Lamsweerde, 1981] een oplossing heeft aangedragen. 10. Bodemtypen Het is gewenst te kunnen beschikken over gegevens van bodemtypen per kavel voor toepassingen als bestem ming, inrichting en beheer van gronden bij evaluatie van plannen. Een koppeling van bodemkaart met grondge bruikersinventarisatie biedt in dit opzicht belangrijke perspectieven. Aan het onderzoek naar koppeling van de digitale bodemkaart, vervaardigd door de Stichting voor Bodemkartering, en de CIN wordt gewerkt. In dit hoofdstuk wordt de tot nog toe gebruikte werkwijze be schreven, die uitgaat van een vereenvoudigde bodem en grondwatertrappenkaart, de zogenaamde bodem- typenkaart. Doel hiervan is de afstandberekening op de routes van de bedrijfsgebouwen naar kavel of perceel te corrigeren voor de rijsnelheid over land en onverharde weg, die afhankelijk is van het bodemtype. De vereen voudigde bodemkaart wordt gedigitaliseerd volgens de segmentenmethode met een procedure beschreven in hoofdstuk 8. Met behulp van het centrale punt per kavel of perceel wordt bepaald wat het bodemtype van de desbetreffende kavel of perceel is. Verder wordt aange nomen, dat het bodemtype van een onverharde weg in de route tussen kavel en bedrijfsgebouw van het desbe treffende bedrijf gelijk is aan dat van kavel of perceel. Het is zeker te verwachten, dat binnen afzienbare tijd de ze eenvoudige oplossing zal worden verlaten en zal wor den vervangen door een systeem, waarbij digitale be standen worden gecombineerd volgens de door [Van Lamsweerde, 1981] aangeduide werkwijze. NGT GEODESIA 84 79

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 9