WfSTVllfTwfG
WCSTVUC-
vtCNwCG
den afgebouwd. Dit vereist van de uitzetter een zeer
flexibele opstelling, omdat nu eens een pijler van het ene
viaduct, dan weer een van het andere moest worden uit
gezet. Om aan deze eis te voldoen, werd voor het uit
zetten van de steunpunten gekozen voor de voerstraal-
methode. Daartoe werden een tiental veelhoekspunten
verkend en geplaatst; zeven op maaiveldhoogte en drie
in de vorm van stalen meettorens van 24 meter hoog en
1,5 meter in het vierkant. Op deze torens, die zijn voor
zien van een bliksemafleider, werd een vast statief ge
last, zodat voor het uitzetten alleen de instrumenten
nodig waren.
Meettoren.
Alle vaste punten werden met richting en afstand geme
ten en berekend uit bestaande RD-punten. In al deze
punten is de correctie voor de stereografische projectie
verwerkt. Omdat echter de voorgespannen liggers op de
juiste ongecorrigeerde) lengte moesten worden ver
vaardigd, was het noodzakelijk dat de onderlinge af
standen van de steunpunten eveneens ongecorrigeerd
waren. Het net moest dus homogeen zijn, en de correc
ties werden verschoven naar de buitenzijde van het ge
bied. Daar konden zij worden opgevangen in de zand-
lichamen van de aan- en afvoerwegen.
Reeds in 1975 is met het project een aanvang gemaakt.
Toen werden echter slechts de viaducten in rijksweg A4
over de A12 en de spoorbaan Den Haag - Gouda aange
legd. Tevens werden toen enige steunpunten van de
toekomstige fly-overs gebouwd. Deze kwamen zó dicht
tegen die viaducten te staan, dat men daar later prak
tisch niet meer bij kon komen. Daarna werd de bouw
door geldgebrek stilgelegd; pas in oktober 1980 werd
besloten het gehele verkeersknooppunt af te bouwen.
Oude situatie. Nieuwe situatie.
Om kruisingsvrij verkeer mogelijk te maken, worden de
verbindingen in zes fly-over-viaducten gebouwd, die in
lengte variëren van 150 tot 400 meter. De op- en afritten
en de reconstructies van de bestaande autosnelwegen
worden in zandlichamen uitgevoerd. Deze grondlicha-
men zijn onderheid met zandpalen om een snelle afvoer
van het grondwater mogelijk te maken. Het gehele ge
bied wordt namelijk gekenmerkt door een slechte bo
demgesteldheid (slappe veengrond). Door deze toepas
sing kan de bouwtijd aanzienlijk worden verkort.
De viaducten rusten op 11 landhoofden en 53 pijlers. De
gemiddelde lengte van de overspanningen bedraagt on
geveer 35 meter. Elke pijler is gefundeerd op 25 of 30 be
tonnen heipalen, die in lengte variëren van 17 tot 27,5
meter. Bovenop de kolommen worden oplegtafels ge
bouwd, waarop geprefabriceerde voorgespannen beton-
balken voor de overspanningen komen te rusten. (Iedere
pijler bestaat uit een funderingssloof, een kolom, een ka
piteel en een oplegtafel.) Deze balken worden vervaar
digd in Weurt bij Nijmegen, vanwaar zij over de weg
worden vervoerd naar het werk. Vervolgens worden zij
met een grote mobiele kraan op hun plaats getild.
Voorbereiding
Om de wegen in het terrein te kunnen weergeven, wer
den de assen in RD-coördinaten berekend. Het verticale
alignement werd bepaald ten opzichte van het NAP.
Daarna bepaalde de constructeur de pijlerindeling van de
viaducten, waarna het hart van de steunpunten in RD-
coördinaten werd berekend. Tevens werden de richtin
gen van funderingen, kolommen en tafels bepaald en in
een lijst weergegeven.
Aangezien het werk in verschillende fasen wordt uitge
voerd (het verkeer moest zoveel mogelijk ongehinderd
doorgaan!), kunnen de fly-overs niet één voor één wor-
Balk hangende in kraan.
162
NGT GEODESIA 84