i (S-x) - (S+x) -S J -s o p -s p 1 P B ii 1,1- KIo Jolz lx T Fig. 1. Definitie van begrippen bij waterpassing. Uit fig. 1 volgt, dat voor (ongeveer) evenwijdige vlakken van constante brekingsindex dq dz. Hieruit volgt dat dn (q) dn (x,z) dq dz Dit idee kan nu worden toegepast op de waterpassing. Fig. 2 stelt een waterpassing voor met het instrument in de oorsprong en de baken langs x -S en x +S. Door refractie zullen de lichtstralen, die horizontaal door de oorsprong lopen, door de punten x -S, z -ra en x S, z - rv gaan. Het is dan niet moeilijk om voor kleine refractie af te leiden (zie bijv. [4]): s a 0 a x=0 p x=-S P Az -r r of Az 0 a S a +S a dx s J dx r xdx (4) Als de kromming constant is langs de lichtweg, dan is rv ra en dus zlz 0; dan treedt dus per slag geen refractiefout Az op. Het eenvoudigste model om de resterende invloed van de refractie te bepalen, is wel de 1 veronderstelling dat p lineair met x verloopt langs de lichtstraal, welke laatste slechts zeer weinig (hoogstens enkele tienden mm) afwijkt van de x-as. We stellen daarom: Invullen in (4) geeft voor het refractiehoogteverschil over één slag A Bx (5) B S3 of voor de helling ten gevolge van de refractie - B S2 2S 6 Door partieel differentiëren vindt men voor het model (5): voor n - 1 3x p dus B Az a nxz n„ S3 1 _3_ j_ 3n 3x n 3q zodat _3_ 3x 3n 3q 3 n 3x3z en Az 2S S2 (6) (7) (8) waarin de onderindices de partiële afgeleiden aandui den. De brekingsindex van lucht is een functie van de druk P, de temperatuur T, de spanning van de waterdamp e en van de golflengte in vacuüm A, en wordt met een goede nauwkeurigheid gegeven door de formule van Barrell en Sears [4], die kan worden geschreven als: n - 1 ^(n0 - T' T 1) - K (9) (10) waarin: n0 de brekingsindex van droge lucht (e 0) bij P P0 en T T0 Voor P0 1 atm 1013,25 mbar, T0 290 Keivin 16,85°C) en A 0,56 //m (ongeveer de effectieve golflengte van wit licht) is n0 - 1 275,92-10 6 K 3,90-10 8 millibar Hiermee kan men nz vinden door n (P, T, e) te differentiëren naar P, T en e, en deze grootheden naar z: nz np Pz nT Tz ne ez of met (9) n, (n 1) (n e, K T2 Partieel differentiëren naar x geeft: nxz (n - 1) XZ XZ 2 Tv T, Tv P, T, Pv (11) (12) E TP J nul is voor droge T2 TP waarin E een vochtigheidsterm die lucht. Indien men de verschillende termen van nxz tracht te schatten aan de hand van meteorologische ervaringen, dan komt men minstens op het vermoeden dat vrijwel al leen de term - (n - 1) Txz/T een rol van betekenis ver vult, zodat nxz - (n - 1) Txz/T of nxz - Q. 10 6.TXZ (13) waarin Q in het algemeen weinig verschilt van één en ge makkelijk is te schatten. Dit betekent, dat men voldoen de gegevens over de refractie zou kunnen vinden als men Txz uit metingen kan bepalen. Met behulp van (8) en (13) vindt men zo voor de hellings- fout a ten gevolge van de refractie: QS2 a 6 waarin (S2Txz is uitgedrukt in Kelvin of in °C). Als men de fout in de helling kleiner wil houden dan Aa, 10 T„ (14) /lakken (lijnen) :onstante n lichtstraal x achterbaak Fig. 2. Refractie bij waterpassing. voorbaak 154 NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 4