7. Slot ten S hebben als lijncode een 3 gekregen. Voor opslag in het bestand wordt bij elk van de vier bogen een tussenpunt berekend, dat als lijncode een 4 krijgt. Na de vorming van het projectbestand lijnstrings kunnen de hierin opgenomen objecten worden gekaarteerd. Voor visuele controle van de meting wordt eerst een proefkaartering gemaakt, waarop naast de figuratie tevens de puntnummering wordt afgebeeld. Bij ontbre ken van een interactief-grafisch werkstation zullen voor komende fouten in de projectbestanden metingen of topografische elementen moeten worden verbeterd. Na verbetering van fouten dient een nieuw projectbestand lijnstrings te worden gevormd. Als in het projectbestand metingen ook metingen van kadastrale objecten zijn opgenomen en in het project bestand kadastrale elementen de coderingen van deze objecten zijn ingevoerd, dan kan de kaartering van de topografische en kadastrale objecten worden gecombi neerd. Tevens kunnen van de kadastrale percelen de oppervlakten worden berekend. 6. De topobank Naast de kadastrale databanken (de coördinatenbank en de percelenbank [1]), wordt voor topografische objecten een eigen databank opgebouwd, nl. de topobank. Dit hoofdbestand wordt gestructureerd volgens de GBKN- bladindeling 1 1 000. Na afsluiting van het project wor den de topografische objecten in de vorm van lijnstrings in de topobank opgenomen. Objecten, die op twee of meer bladen liggen, worden daarbij in stukken gehakt. Voor de verwerking van bijhoudingsmetingen kan uit één of meer GBKN-bladen een rechthoek worden gese lecteerd. Onder toevoeging van de klasse van de te se lecteren objecten en het al of niet fictieve eerste nummer van een serie veldwerken, worden de in dit bestanddeel aanwezige objecten van deze klasse overgebracht naar de projectbestanden gegeven coördinaten en topogra fische elementen (zie fig. 10). Uitgaande van een start nummer, bestaande uit het opgegeven veldwerknum mer en volgnummer 00, worden de knikpunten in de lijn strings doorlopend genummerd. Bij de opbouw van de projectbestanden wordt gelijktijdig een plot vervaardigd, waarop deze puntnummers staan aangetekend. Na ver werking van de mutaties in de projectbestanden wordt via de in hoofdstuk 5 beschreven procedure het project- ^min Ymin Ymax 'YmaK völdw. nr. j project nr. aard selectie- programma proj. best. geg.coörd. Fig. 10. Procedure selectie uit topografische databank. 206 bestand lijnstrings aangemaakt. Bij toevoeging van dit bestand aan de topobank wordt de binnen de geselec teerde rechthoek aanwezige informatie overschreven. Uiteraard is deze procedure van bijhouding een tijdelijke zaak. Met deze voorlopige procedure wordt toegewerkt naar het gebruik van interactief-grafische apparatuur in de vestigingen (LKI). Het gebruik van de in de vestigingen aanwezige digitizer, waarmee op beperkte schaal grafische bewerkingen op lijnstrings mogelijk worden, is in studie. Tevens kan dan via digitalisering semantische informatie worden inge bracht, zoals straatnamen, huisnummers e.d. Deze in formatie zal in de vorm van characterstrings in de topo bank worden opgeborgen. Met de hierboven beschreven selectieprocedure is het mogelijk topografische objecten als kadastrale topogra fie over te hevelen van de topobank naar de kadastrale databanken. De plot met puntnummers, voorzien van het bij de selectie toegekende veldwerknummer, kan hierbij in het veldwerkarchief worden opgenomen. Daar de kadastrale topografische objecten in de perce lenbank worden gekoppeld aan het perceelnummer, die nen om dit verband te leggen de objecten opnieuw te worden gecodeerd. Met de in dit artikel beschreven uitbreiding van het Systeem Detailmeting '76 met lijncodering is het moge lijk terrestrisch of fotogrammetrisch vervaardigde digi tale topografische bestanden te beheren en bij te hou den. Het stelt de vestigingen van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers in staat voor de in voering van het systeem LKI de nodige ervaring op te doen met het werken met digitale bestanden. Zoals het er nu naar uitziet, zal in de jaren 1985- 1990 voor de helft van het aantal vestigingen, voor maxi maal 20% van de kaarteringswerkzaamheden, het LKI- systeem gefaseerd worden ingevoerd. Dit houdt in, dat er in die vestigingen zal worden geïnvesteerd voor aan schaffing van o.a. interactief-grafische werkstations. Met deze apparatuur is een verbeterde werkwijze voor de bijhouding van digitale bestanden mogelijk. Voor de overige vestigingen en voor de rest van de digi tale produktie van de zeven LKI-vestigingen kan gebruik worden gemaakt van de hier beschreven interactieve werkwijze. In principe wordt daarbij gebruik gemaakt van de apparatuur, die momenteel in de vestigingen aan wezig is. De verouderde Tektronix 4051/52 zal in de komende jaren worden vervangen door een nog uit te zoeken microcomputer. Bij het overzetten van het Systeem Detailmeting '76 op deze computer zullen van zelfsprekend modulen, die in het kader van LKI zijn ont wikkeld, alvast zoveel mogelijk worden toegepast. Literatuur 1. Raamsdonk, ing. J. van, De verwerking van terrestrische me tingen met Systeem Detailmeting '76. NGT Geodesia 1982, 24e jaargang no. 10, p. 354 - 360. 2. Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers. Concept projectplan Landmeetkundige en Kartografische Informatiever werking. December 1983. 3. Van Osch, G. M. en ir. L. Schipper, Bepaling van een voor informatie-uitwisseling geschikt wiskundig model voor in het terrein opgemeten krommen. NGT Geodesia 1984, 26e jaargang no. 6, p. 197-200 (dit nummer). NGT GEODESIA 84 oaKMrl proj. best. topogr. elementen plot met puntnumm

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 12