<Pl Hieruit volgt dus: Z1 R1i.e'a1 R1.eiv Z2 R2.i.e'a2 R2.e' v (1c) R2 Fig. 3. Nu wordt (1c) vermenigvuldigd met e~u/2 (a1+a21 het geen geeft: R1 - R2).e' lv 1/2 (al a2)l (Z2-Z1).e-L1/2 (a1+a2) - R1 .i.e11/2 <a1 a2) R2.i.ei,/2la2~a11 (2) Na het invoeren van de grootheden: P1 (Y2-Y1) cos 1/2 (a1 +a2) (X2-X1)sin 1/2 (a1 +a2) L.cos (cp- 1/2 (al +a2)] (3a) en P2 (X2 XIcos 1/2 (a 1 +a2) - (Y2-Y1) sin 1/2 (a1 +a2) L.sin [cp- 1/2 (a1 +a2)] (3b) geldt voor het reële deel van (2) (R1-R2).cos [^-1/2 (al +a2)] P1 (R1 R2).sin 1/2 (al -a2) (4a) en voor het imaginaire deel van (2) (R1 R2)sin 1^-1/2 (a1+a2)] P2 - (R1-R2).cos 1/2 (a1-a2) (4b) Met R1 - R2 V (verschil) en R1 R2 S (som) volgt uit (4): P2 V en S sin 1/2 (a 1 a2)] cos 1/2 (a 1 a2) V.cos [vlyp 1/2 (al +a2)] - P1 sin 1/2 (a1 a2) (5a) (5b) De volgende stap in de afleiding is, dat de waarde zo wordt gekozen, dat zlK - zo klein mogelijk is. R1 R2 Aan te tonen is, dat AK een limiet heeft voor 2cp- 1/2 (a1+a2) - k.1/2 n (6) met k 1 of k -1 Verder geldt dat, vanwege de keuze van de richting Sir, sin (cp - ty) altijd positief moet zijn of in formulevorm: sin (cp - ty) 1 sin (cp - Uit (6) volgt: sin (cp-\fd sin [1/2 (a 1 +a2) k.cos [1/2 (al +a2) - Met (8) wordt formule (7): k.cos [1/2 (a1 +a2) - cp] cp k. 1 /2k] (7) (8) cos [1 2 (a1 a2) - cp] cos 11/2 (a 1 +a2) - k 1 of (9) cos [1/2 (al +a2) - cp] Met de uit (9) bepaalde waarde van k levert (6) de waar de voor waarbij het verschil tussen de krommingen van de beide cirkelbogen zo klein mogelijk is. Met deze waarde voor geldt: sin [Sk-1/2 (a1+a2)]= - k.cos 2 [cp- 1 /2 (a 1 a2)] P12 - P22 -k.' en L2 (10a) cos [Sic - 1/2 (a 1 +a2)] k.sin 2 [cp- 1/2 (a1 +a2)] k. P1 P2 L2 (10b) Met (10) ingevuld in (5) geldt voor de grootheden V en S: P2.L2 V S -k. (PI2 - P22) cos [1/2 (al— a2) L2 2k.V.P1.P2 - P1.L2 (11a) (11b) L2.sin [1/2 (a1 -a2)] Opgemerkt wordt, dat som (S) per definitie nul is als a1 a2. Na de berekening van S en V uit (11) zijn de stralen R1 en R2 te bepalen uit: V D1 S V DO S R1 en R2 (12) 2 2 Met de aldus berekende stralen kunnen de coördinaten van het punt S volgens (1) worden bepaald. Bij de af leiding blijkt, dat het punt S zich altijd op de middellood lijn van Z1 -Z2 bevindt. Voor het vastleggen van de bei de cirkelbogen in het bestand wordt op elke cirkelboog nog een tussenpunt bepaald. In het bestand wordt aan deze punten een code toegevoegd. Door deze werkwijze behoeven geen berekende stralen te worden geregis treerd en kunnen de bestanden gemakkelijk worden uit gewisseld. 5. Bepaling van een cirkelboog tussen twee recht standen Uitgangspunten bij de opzet van deze rekenwijze zijn, dat er vereffening plaatsvindt als er overtalligheid is, en dat bij een eventuele vereffening de rechtstanden geen wijziging ondergaan. De rekenwijze zal in het algemeen slechts worden toegepast bij de berekening van kadas trale grenzen en is zo opgezet, dat er geen problemen ontstaan als de rechtstanden evenwijdig zijn. Voorts is de rekenwijze zowel toe te passen bij de constructie weergegeven in fig. 4 als bij het omgekeerde geval in fig. 5. Fig. 4. Fig. 5. NGT GEODESIA 84 199

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 5