Het punt Z0 in beide figuren wordt bepaald door een hulplijn met als argument het gemiddelde van de argu menten van beide rechtstanden te snijden met beide rechtstanden, en daarna Z0 te bepalen als gemiddelde van beide snijpunten. Vervolgens wordt het argument berekend door 1 /2n op te tellen bij het argument van de hulplijn, waarbij de richting van de hulplijn samenvalt met de doorlooprichting van de cirkelboog. Vanuit de doorlooprichting gezien, wijst het argument daarom steeds naar rechts. Dit geldt zowel voor de constructie van fig. 4 als voor die van fig. 5. De afstand van het punt Z0 naar het middelpunt M wordt met de grootheid L aangegeven. Als M in de tegengestelde richting van cp ligt, wordt uitgegaan van een negatieve waarde van L. Hierdoor geldt voor punt M altijd: ZM Z0 L.e^ (13) en voor R2: R2 (Z-ZM).(Z-ZM) (Z-Zo).(Z-Zo) - 2L (Z-Zo).ei'', L2 met: .if (Z Z0)e (Y-Y0) cos (X X0) sin en q (Z Z0)ie' if (X-X0) cos - (Y Y0) sin (14) (15a) (15b) wordt: (Z^Z0).(Z=Z0) (Y - Y0)2 (X-X0)2 p2 q2 (16a) Formule (14) wordt dan: R2 p2 q2 - 2L.p L2 (16b) Voor de waarde R in de formule (16) geldt, dat deze ge lijk is aan de lengte MS, vermenigvuldigd met de abso lute waarde van sin met: P a2 - (17) Om de lengte MS te bepalen, worden coördinaten van punt S geschreven als: Zs Z0 a.cotg P e"11 (18) ,,a" is de helft van de lengte van de hulplijn. De formule (18) geldt zowel voor de constructie van fig. 4 als voor die van fig. 5. De formule is bovendien invariant voor de doorlooprichting van de cirkelboog. Uit (18) en (13) volgt, dat de lengte van MS is gelijk aan: a.cotg P - L (19) Voor R2 geldt dus: R2 sin2 P (a.cotg p - L)2 cos2 p. (a - L.tg /?)2 (20) Met formule (20) wordt de vergelijking (16b): cos2 P (a - L.tg jff)2 p2 q2 - 2L. p L2 (21a) of: cos2/TL2 - (2p-2a.sin cos L p2 q2 - a2.cos2 P 0 (21b) Uit de vergelijking (21) kunnen de waarden voor L wor den bepaald: Ll2 P a.sin p cos/? (22) COS2 P y(p-a.sin p.cos /?)2 - cos2 P (p2 q2-a2.cos2 P) cos2 P Formule (22) geeft twee oplossingen, omdat door het punt Z twee cirkels zijn te construeren, als behalve dit punt alleen de twee rechtstanden zijn gegeven. In de constructie die in fig. 4 is aangegeven, is de cirkel met de grootste straal de juiste; in het andere geval (fig. 5) de cirkel met de kleinste straal. Door dit gegeven is het mogelijk het teken vóór het wortelteken te bepalen. Immers, stel de juiste waarde van L gelijk aan: p - a .sin/?, cos P cos2 p k. I tg j/(a-p.tgP)2 - q2 (23) tg p. cos p met k 1 of -1, waarbij de uiteindelijke waarde van k nog moet worden vastgesteld. Deze nadere vaststelling van k wordt uitgevoerd aan de hand van de hiervoor ge noemde eisen voor de straal R. Uit formule (20) blijkt, dat deze eisen ook gelden voor de term: a-L.,g/)= i^PJa-ü COSz P k. I tgI j/(a-p.tg P)2 - q2 (24) cos/?| In het geval van fig. 4 geldt, dat sin p altijd negatief is; in het geval van fig. 5 is sin altijd positief, sin p Met k sin p krijgt formule (24) en dus ook de straal van de cirkelboog de grootste waarde bij een con structie volgens fig. 4 en de kleinste waarde bij een con structie volgens fig. 5. Met formule (23) geldt dan voor L: P L COS2 P 1 COS P - a.tgP |/(a ptg /?)2 - q2 (25) Er kunnen evenveel waarden L worden berekend als er punten Z van de cirkelboog zijn gemeten. Bij de bereke ning wordt steeds van hetzelfde punt Z0 uitgegaan. De berekende waarden L kunnen worden vereffend, als deze bij de toetsing worden geaccepteerd. Vermeden moet worden om punten Z nabij dè rechtstand in de ver effening te betrekken, omdat de standaardafwijking van de waarde L in dat geval groot wordt. Als punt Z een tangentpunt is, bepaalt het tevens de rechtstand. De standaardafwijking van de waarde L is dan wel acceptabel, mits ook de straal van de cirkelboog niet al te groot is. 6. Slotbeschouwing De afgeleide modellen zijn voornamelijk te gebruiken voor het zodanig verwerken van terrestrisch ingewonnen landmeetkundige gegevens van krommen in het terrein, dat een handzaam coördinatenbestand kan worden ver kregen. Tevens kan het voorafgaande worden toegepast bij het digitaliseren van de lijninformatie van grootscha lige kaartbladen. Bij de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers wordt de uitwerking van deze wis kundige modellen bij beide toepassingen gebruikt. De beschreven modellen kunnen worden uitgebreid tot een systeem, waarbij gegevens van derden die zijn aan geboden in lijnvormen, afwijkend van rechte lijn en cirkelboog, kunnen worden omgezet in cirkelbogen. 200 NGï GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 6