waarop door de afdeling Spoorwegbouw een ont-
werpsporenplan wordt ingetekend. Het rasteren van
de calque heeft tot doel de bestaande situatie door
het optische grijseffect van het rasteren naar de
„achtergrond" te dringen, waardoor het ontwerp (in
volzwarte lijnen) duidelijk naar voren komt.
b. Het ontwerp wordt nu aangeboden aan het land
meetkundig rekencentrum, waar het meestal met be
hulp van aanvullende terreinmetingen wordt vertaald
in tracélijnen.
c. Het geheel in RD-coördinaten vertaalde ontwerp
moet nu weer grafisch zichtbaar worden gemaakt,
waartoe op de plotter een gravure van de berekende
tracélijnen voor de te bouwen sporen wordt gemaakt.
d. Van deze gravure wordt een fotocalque gemaakt, die
fotografisch wordt samengebracht met de eerder ge
noemde gerasterde dochter van de beheerkaart. Dit
nu is het zogenaamde „grondplan spoor", dat een
gerasterde (dus grijze) ondergrond van de bestaande
situatie toont met daaroverheen in zwarte volle lijnen
het te realiseren sporenplan (zie fig. 1).
e. Deze eindsituatie wordt geleverd aan de afdeling
Spoorwegbouw, waar het plan wordt afgewerkt door
het intekenen van taluds, kunstwerken, perrons e.d.
f. Ook de afdeling Elektrificatie krijgt een exemplaar van
het „grondplan spoor" om hierop een ontwerp te
maken voor de plaats van de nieuwe bovenleiding-
masten en andere elektrotechnische objecten en in
stallaties.
Fig. 1Fragment van een .grondplan spoor".
2. Voorgeschiedenis van de fotogrammetrische
beheerkaart
De NS-beheerkaart heeft een voorgeschiedenis, die te
ruggaat naar het tijdstip waarop het allemaal begon, nl.
de jaren 1860-1880, waarin de meeste spoorlijnen in ons
land werden aangelegd.
Als een spoorlijn was aangelegd, werd een z.g. „kaart
van aanleg" gemaakt, waarop de situatie ook toen al op
schaal 1 1 000 was getekend, inclusief de eigendoms-
grenzen (zie fig. 7 op p. 300). De meeste zijn getekend
op stevig papier, maar op linnen getekende kaarten ko
men ook voor. Een groot gedeelte van dit kaartenbe-
stand is bewaard gebleven, en hoewel ze natuurlijk qua
topografie reeds lang zijn verouderd, wordt er ook heden
ten dage door het Bureau Kadaster van NS nog wel op
teruggegrepen, bijv. in die gevallen waar de minuutveld
werken van het Kadaster ontbreken, terwijl de eigen-
domsgrens in al die jaren niet is gewijzigd.
Hoewel het kaartbeeld aanzienlijk verschilt van de huidi
ge moderne beheerkaart, is het bekijken van deze kaar
ten een waar kartografisch genoegen. Geheel gekleurd,
294
zwierig bijgeschreven, getuigen ze ervan dat onze over
grootvaders liefde voor het vak hadden, en legt het ons
de plicht op met evenveel liefde de moderne versie tot
stand te brengen.
Omstreeks de jaren twintig ontstond de behoefte aan
een nieuwe beheerkaart, want hoewel de wereld toen
misschien nog niet zo snel veranderde als nu, waren
toch de kaarten van aanleg vaak niet meer up to date.
De kaart die toen is ontstaan, staat bij NS te boek als de
„Tulp"-kaart, genoemd naar de toenmalige chef Teken
kamer en Archief, die de leiding had van deze herkaarte-
ring. Deze kaart mist echter nog een echte meetkundige
basis, omdat geheel werd gemeten in lokale stelsels, ter
wijl de nauwkeurigheid daarvan soms nogal te wensen
overliet. Toch was het een kaart die in een behoefte
voorzag en die in de praktijk redelijk bruikbaar was. Hij
is op linnen getekend in zwarte inkt en alleen de sloten
zijn nog gekleurd (blauw).
Van dit kaarttype is nog een flink deel in gebruik, voor
namelijk van lijnen in de „buitengebieden" van NS. Ze
zijn redelijk goed bijgehouden, alhoewel van spoorlijnen
die in latere jaren zijn geëlektrificeerd, de bovenleidings-
masten niet zijn ingetekend. Rond 1970 is een groot deel
van deze kaarten fotografisch op film gezet, omdat het
linnen versleten raakte.
Om direct de voor de na-oorlogse wederopbouw nodige
landmeetkundige kennis in huis te hebben, werd in de
zomer van 1945 een ingenieursbureau met al haar mede
werkers in de NS-gelederen opgenomen en werd o.a.
een begin gemaakt met de herkaartering van het NS-
net. Er werd nu wel gebruik gemaakt van in RD bekende
grondslagpunten van gemeenten, Kadaster en Rijks- en
Provinciale Waterstaat, maar ook van zelfgelegde poly
gonen, waarin de metingen ten behoeve van de kaart
vervaardiging werden verricht. Er werd gekaarteerd met
steekpasser en transversaalschaal op „Van Gelder
papier". Dit was niet maatvast. Tevens werd een niet
maatvaste linnen calque vervaardigd. Eerst in de zestiger
jaren werd overgestapt op modernere middelen; er wer
den een aantal detailcoördinatografen aangeschaft om
de produktie te versnellen, het „Van Gelder-papier"
werd vervangen door maatvast correctostaat, terwijl het
linnen van de calques werd vervangen door eveneens
maatvast polyester. Voor het kaarteren van het ruitennet
werd een grote coördinatograaf aangeschaft.
Alle goede voornemens en inspanningen ten spijt, was
er, toen men aan het eind van de jaren zestig de balans
van de herkaartering in RD opmaakte, nog slechts een
klein deel van het spoorwegnet in kaart gebracht; van de
emplacementen en grote stations was 60% klaar, en
van de baanvakken 15% (ongeveer 450 km van het
3 000 km lange Nederlandse spoorwegnet). En dat in
niet minder dan 25 jaar! Een eenvoudige extrapolatie
leerde, dat de herkaartering in dit tempo eerst tegen het
eind van de volgende eeuw zou zijn voltooid.
Dit feit, de steeds groter wordende vraag naar goed
kaartwerk en de bovendien steeds zwaarder drukkende
kosten van de geheel terrestrisch gemeten kaart, riepen
op tot herbezinning op de herkaartering. Er moest wor
den gezocht naar een snellere en goedkopere produktie-
methode. De oplossing werd gezocht in de fotogramme-
trie, en begin 1970 werd de eerste fotovlucht gemaakt,
schaal 1 2 500, in opdracht van de landmeetkundige
dienst van NS, ten behoeve van de herkaartering van het
emplacement Oldenzaal. Dit emplacement is door een
fotogrammetrisch bedrijf stereoscopisch uitgewerkt op
NGT GEODESIA 84