c. Daar NS ongeveer een kwart van de kaartvervaardi ging in „eigen huis", geheel handmatig via enkel- beelduitwerking doet, was het ter wille van de unifor miteit (denk aan montages van twee of meer kaarten) wenselijk om één standaarduitvoering aan te houden. d. Kaartrevisies kunnen op een analoge kaart ook met de hand worden uitgevoerd en ook de beschrifting is uniform (geen verschil tussen „machineschrift" en bijv. „sjabloonschrift"). Wat betreft de kartografische vormgeving zijn bij de aan vang van de fotogrammetrische herkaartering zowel de kaartinhoud als de kartografische vormgeving ver nieuwd. Er is gestreefd naar een modern, overzichtelijk kaartbeeld, dat bovendien zo goedkoop mogelijk moet kunnen worden vervaardigd. Zowel de kaartering als de calque worden getekend op dubbelzijdig gematteerd polyester, aanvankelijk met een dikte van 88 micron en sedert enkele jaren met een dikte van 138 micron vanwege de grotere mechanische sterk te. De calque wordt getekend met buisjespennen in drie lijndiktes, te weten 0,35 voor de sporen, wissels en be bouwing, 0,25 voor de perrons en de eigendomsgrens, en 0,18 voor alle overige situatielijnen, de ruitkruisjes en de beschrifting. Als dunste lijn is 0,18 gekozen, omdat dit een beter reproduceerbare lijn geeft dan 0,13. De gebouwen worden gearceerd als zij NS-eigendom zijn. Het gebouw wordt dan vol gearceerd, zodat de tijd rovende randarceringen niet meer voorkomen. De signa turen zijn de normale signaturen uit NEN 3256; enkele specifieke NS-signaturen, zoals voor de bovenleiding- masten, zijn bij de aanvang van de herkaartering vereen voudigd. Tot 1975 werd de beheerkaart nog met de hand bijgeschreven; om redenen van uniformiteit is toen besloten over te gaan op sjabloneren. Om de beschrif ting en daarmee het kaartbeeld niet te stijf te maken, is een schuine letter gekozen met een hoogte van 1,8 mm. Ook zijn nog proeven genomen met afwrijfletters, maar omdat afwrijfletters bij reproduceren nogal eens verdwij nen en omdat sjabloneren vlugger werkt, is voor het laatste gekozen. Het tekeninghoofd wordt wel geplakt; hiervoor zijn plakfolies vervaardigd in twee uitvoeringen, nl. één voor de Z- en één voor de S-formaten. Ze worden aan de achterkant op de calque geplakt en op de voor kant beschreven. De hechting is zeer goed. Ook een gang door de lichtdrukmachine wordt prima doorstaan. De kaderlijnen tenslotte worden, daar geen voorbe drukte calques worden gebruikt, met de hand overgeno men van de stereokaartering die met een plotter worden getekend. Fig. 2 geeft een representatief voorbeeld van de kaartinhoud, op „ware grootte" (1 1 000). 4. Produktieproces Planning In 1975 is gestart met de herkaartering. De bedoeling was deze in ongeveer twaalf jaar te hebben voltooid; dit betekent bij een netlengte van 2 800 km een jaarpro- duktie van 230 km. Welke criteria bepalen de keuze van de baanvakken die in een bepaald „jaarplan" in kaart zullen worden ge bracht? Ten eerste: waar zijn binnenkort actuele kaarten nodig in verband met uit te voeren spoorwegwerken, zo als baanomleggingen, vernieuwingen van de beveiliging, elektrificaties, enz.? Ten tweede: welke bestaande kaart- bladen zijn het oudst? Deze moeten in principe het eerst worden vervangen, waarbij wel een onderscheid wordt gemaakt tussen meer belangrijker baanvakken en min der belangrijke secundaire lijnen. Verder is er telkens naar gestreefd zo snel mogelijk na de indienststelling van een nieuwe spoorlijn kaarten beschikbaar te hebben, daar in zo'n geval alleen de ontwerptekening ter beschik king staat. Een recent voorbeeld hiervan is dat op de openingsdag van de tramlijn Utrecht-Nieuwegein in december 1983 (door NS gebouwd en beheerd) de nieu we beheerkaarten gereed waren! Ook de Zoetermeerlijn (1977 en 1979), de Schiphollijn en de Veenendaallijn (1981), en de nieuwe spoorlijn Amsterdam-Zaandam (1983) zijn in het jaar van indienststelling gekaarteerd. De omvang van de in het jaarplan opgenomen opdrach ten wordt in het algemeen bepaald door de structuur van het spoorwegnet; meestal beslaat een opdracht een baanvak(gedeelte) tussen twee knooppunten, wat ge middeld 15 a 20 km bedraagt. De normale doorlooptijd bedraagt bij uitbesteding, van overdracht aan de firma tot aflevering, ongeveer vier maanden. Fig. 3 geeft als voorbeeld het jaarplan 1983. Dikwijls worden ook enke le, meestal kleinere, opdrachten met zeer grote urgentie buiten het jaarplan om geproduceerd, bijvoorbeeld door dat een sluimerend spoorwerk plotseling actueel wordt. Het record wat betreft doorlooptijd, inclusief fotovlucht en paspuntpoduktie, staat op negen weken! Paspuntbepaling en fotovlucht Voorafgaande aan de herkaartering moeten uiteraard de fotovlucht en paspuntmeting plaatsvinden. Voor wat betreft de fotovlucht heeft de ervaring geleerd dat deze het best kan plaatsvinden in het jaar vóór de ge plande herkaartering van een bepaald baanvak, zodat er zekerheid is over het beschikbaar zijn van de luchtfoto's. baanvakken O emplacementen Fig. 3. Het jaarplan 1983 voor de kaartproduktie. NGT GEODESIA 84 297

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 15