'I 1 X2U>2/( CP bijhouding fototheek. ten behoeve van kaartproduktie 1984. Fig. 4. De fotoviucht 1983. Elk jaar worden van 500 km van het spoorwegnet nieuwe luchtfoto's gemaakt, waarvan ruim 200 km ten behoeve van de herkaartering en de overige 300 km uit sluitend ter bijhouding van de fototheek (zie fig. 4). De opdrachten voor fotoviucht en kaartproduktie worden niet gekoppeld; de bedrijven moeten dus bereid zijn el- kaars foto's uit te werken. De fotoviucht wordt uitge voerd in schaal 1 4 000 en met een langsoverlap van 80%; dit laatste in verband met eventuele toepassing in enkelbeelduitwerking. Ook de paspuntmeting vindt in principe een jaar voor de herkaartering plaats. Bij de geëlektrificeerde baanvakken worden als paspunt bovenleidingsmasten gebruikt, die in de luchtfoto goed zijn te identificeren. Aan het gebruik van bovenleidingsmasten liggen drie belangrijke over wegingen ten grondslag: a. Het zijn „natuurlijke paspunten", d.w.z. zij hoeven niet te worden gesignaliseerd, met alle voordelen van dien. Verder is het een voordeel, dat hierdoor de onderlinge volgorde van fotoviucht en paspuntme ting vrij is; de paspuntmeting kan eventueel geruime tijd na de fotoviucht worden uitgevoerd. b. Mede gelet op de levensduur van de masten zullen zij te zijner tijd voor eventuele fotogrammetrische revisie uit toekomstige fotovluchten kunnen worden ge bruikt. Voorwaarde daarvoor is, dat de paspunten zó dicht bij elkaar liggen, dat in elke toekomstige foto, waarvan de ligging in „langsrichting" niet van te voren bekend is, voldoende paspunten voorkomen om elke afzonderlijke foto (of stereopaar) in te kun nen passen. Uitgaande van de fotoschaal 1 4 000 wordt daaraan voldaan bij een onderlinge afstand van 350 m, dat wil zeggen elke vijfde bovenleidingspor taal. Overigens worden het vierde èn vijfde (negende en tiende, enz.) portaal, en van deze portalen beide masten, in het systeem opgenomen. c. Dit patroon van telkens vier masten heeft naast de paspuntfunctie ook de functie van permanente meet kundige grondslag voor alle werkzaamheden van de landmeetkundige buitendienst. Nu ook hiermee steeds meer ervaring is opgedaan, is duidelijk gewor den dat dit van grote betekenis is voor de efficiency en de slagvaardigheid van het hele landmeetkundige gebeuren, waardoor de kosten van de paspuntennet- ten (die overigens niet veel hoger zijn dan die voor een zo ijl mogelijk paspuntennet) zeer snel worden te rugverdiend. De in coördinaten bekende masten (bij Kador zou men spreken van „grondslagelementen") worden in de kaart aangegeven door een schuin kruisje (zie fig. 5 en het arti kel van Wessel en Koudijs in dit nummer). Op de niet- geëlektrificeerde baanvakken wordt vóór de fotoviucht om de 200 m op een dwarsligger een wit vlak geschil derd, of worden na de fotoviucht op de luchtfoto's „na tuurlijke" paspunten uitgezocht, welk net dan fotogram- metrisch wordt verdicht door middel van aerotriangula- tie. Voorbereiding en uitvoering Als een baanvak wordt uitbesteed, wordt door NS de volgende documentatie verstrekt: a. Een overzicht van de bladindeling. Op een van de 1 50 000 topografische kaart afgeleid overzicht van het NS-net wordt een overzicht getekend van de te kaarteren bladen met de bladgrenzen, -nummers en -formaten. 24.8 I j Cld 24.9 ~7 nrn< Glel Fig. 5. Een paspuntengroep. 25.0 4.1iir- 9 21-122 Dr tO.80 24/24 24/26 ,1.1.. lil 24/28 y fl i jfcLj,-ppr T ItT^l 24/20 —y* 1 6 2U/2I —n i i 11 i 11 11 1 21.123 A 24/25 r-t 'L- 24/29 i 1 Old tuin 1 Old J 11 i T 9 ras 77 ly h i i r HU r1 U 9 ras fl H i7 f n a Nu.S? AU H /J /-/ 298 NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 16