«T-V ab+(yt" V AHÜab' Deze kunstgreep is geïnspireerd door Baarda's 7t-groot- heden. Hiermee wordt bereikt, dat de differentieformule van (5) in twee delen uiteenvalt: een invariant gedeelte (de dimensieloze tracépara meters); en een variant gedeelte, waarin de coördinaten van A en B voorkomen, dat zich in een S-transformatie op dezelfde wijze blijkt te gedragen als een „ge meten punt": 3IX Mt Ma «T - V ^AB +(XT - V J 3p O diy4 'AT ApJ ayt - ays T A j 3p^ of, in één complexe vergelijking in het (a)-stelsel: A3' e"BAT AB} invariant (7) (8) Overgang op een ander S-stelsel wordt verkregen door (a) (a) voor azf' en az^ te substitueren: AZ (rs) AZ (rs) LAB dan wordt direct verkregen: Az<rs) - Az^a^= sT AZ rT AZ (9) Het invariante gedeelte met de tracéparameters valt hier in weg, ofte wel een T-punt gedraagt zich identiek aan een punt dat direct uit de netvereffening voortkomt. 5. Verkenningsberekeningen met behulp van het SCAN ll-systeem In 1981 is een meetopzet ontworpen, die uitgaat van standaardmatige toepassing met registrerende tachy- meters. Uit proefmetingen bleek, dat drievoudige bepa ling van de referentie- en de dwangpunten nauwelijks duurder is dan tweevoudige; dit laatste is uiteraard het minimum. Te meer daar bij tweevoudige aanmeting een eventuele verwerping direct betekent, dat men nader hand terug moet voor een hermeting, is de drievoudige opzet als uitgangspunt genomen. De optimale stand plaatsafstand ligt dan op twee secties, d.w.z. ongeveer 130 m (zie fig. 10). Met behulp van het SCAN ll-systeem van het Laborato rium voor Geodetische Rekentechniek van de TH Delft zijn van deze opzet twee varianten geanalyseerd op ex terne betrouwbaarheid van de coördinaten: variant I inclusief onderlinge aanmeting van de standplaatsen, zoals weergegeven in fig. 10; 9 standplaatsen n standplaatsen dwangpunt variant II: met weglating daarvan. De volgende instelwaarden werden gebruikt voor stan daardafwijkingen en toetsingsparameters: oi 0,5 cm a, 130 dmgr (25 m) 20 dmgr (180 m) ac 2 mm (centrering standplaats) a0 0,001; p 0,8 Bij NS worden wat lagere a priori standaardafwijkingen gebruikt dan de conventionele waarden die men vaak aantreft in analyses van kringnetten e.d. Deze keuze is echter gebaseerd op de uitkomsten van een lange reeks met moderne tachymeters gemeten praktijknetten van dit type, waarin bij de meer gebruikelijke keuze erg 1 cm (en bijpassende err bijv. 35 dmgr bij zijdelengte 200 m) de verschuivingsgrootheid E/b vrijwel altijd ver beneden 1,0, vaak zelfs beneden 0,5 uitkomt. De gekozen standaardafwijking van de centrering van de standplaatsen (2 mm) wordt omgerekend tot een toeslag op die van de richtingen en lengtes; die van de centre ring van de richtpunten kan als nihil worden beschouwd wegens het gebruik van bijzondere apparatuur (zie hoofdstuk 6 onder a). Uitkomst externe betrouwbaarheid coördinaten Ten einde de interpreteerbaarheid te vergemakkelijken, is de X-as van het lokale stelsel ongeveer evenwijdig aan het langgerekte puntenveld, d.w.z. de spoorbaan, geko zen; dit betekent dat de Y-coördinaten ongeveer cor responderen met de „dwarsrichting" en de X-coördina- ten met de „langsrichting". Het is uiteraard te verwach ten, dat in een net van deze vorm de X-coördinaten voornamelijk worden beïnvloed door de lengtes, en de Y-coördinaten door de richtingen (zie ook fig. 10). Indien de basispunten aan de uiteinden worden geko zen, worden de grootste grenswaarden voor coördina ten in het midden van het net aangetroffen; daar treedt, in variant I, ongeveer het volgende patroon op (zie fig. 11): Fig. 10. De netfiguratie. standplaatsen geanalyseerd referentiepunt |vr|»|vY|>10mm I'll»|vX| 10mm Fig. 11. De externe betrouwbaarheid van een referentiepunt in het midden van het net. de drie lengtes naar een bepaald referentie- of dwangpunt toe veroorzaken allen een |vx| die net boven 1 cm ligt; zeven richtingen in de buurt van het punt veroorza ken een |vy| tussen 1,0 en 1,5 cm; dit zijn de richtin gen vanaf de dichtstbijzijnde standplaats naar het be treffende punt, en enkele richtingen in de „lange zij den" tussen standplaatsen onderling. Het beeld is voor variant II, d.w.z. met weglating van de onderlinge meting van de standplaatsen, zeer veel slech- NGT GEODESIA 84 305

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 25