ter. Het betreft hier een door de fotogrammetrie geïnspi reerde methode die bij de Deutsche Bundesbahn wordt gebruikt. Voor de meeste punten geldt dat niet minder dan 40 a 50 richtingen overschrijdingen van 1,0 cm ver oorzaken voor de |vy| en ze zijn ook aanmerkelijk gro ter: tot meer dan 2,5 cm! In het onderstaande staatje vindt men de zeven sterkste invloeden op de Y-coördinaat van referentiepunt 47, en de door dezelfde waarnemingsgrootheid veroorzaakte invloeden op de naastliggende referentiepunten 39 en 53, en op de verder weg gelegen punten 25 en 67 (zie fig. 11). waarneming: VY25 VY39 VY„ V Y53 VY67 (mm) r 43 - 23 - 7 - 11 - 14 15 - 13 r 5 - 1 - 16 - 14 - 14 - 13 - 10 r 37 - 57 7 10 13 14 14 r 37 - 47 0 2 13 3 2 r 23 - 43 7 11 12 12 9 r 37 - 5 - 8 - 12 - 12 - 12 - 9 r 5 -37 11 14 11 10 8 Uit deze grenswaarden blijkt reeds, dat de invloed op de afgeleide grootheden in de criteria (1) en (2), die telkens de onderlinge ligging van twee of drie naburige referen tiepunten behelzen, zeer gering is; alleen r 37-47, d.w.z. de „kortste" richting naar het geanalyseerde punt, geeft een sprong van ongeveer 10 mm. Afgeleide grootheden Het SCAN Il-systeem kan ook de grenswaarden van af geleide grootheden, zoals hoeken en lengteverhoudin gen, berekenen. We beschouwen de hoek 39-47-53 (cri- terum 2). De vijf grootste grenswaarden zijn: waarneming: V«39, 47, 53 (dmgr) r 37 - 47 199 r 23 - 47 - 173 r 43 - 47 155 r 23 - 39 99 r 43 - 53 - 95 De grootste, uiteraard ontstaan door r 37 - 47, veroor zaakt een fout van 1/3 L.199/Pcc 7 mm in criterium grootheid (2); dit criterium wordt dus net gehaald! 6. Produktieproces Er is een produktiesysteem ontworpen dat in 1982 in vrij wel definitieve vorm in gebruik is genomen. Dit systeem bestaat uit de in fig. 10 weergegeven standaardfiguratie, speciale hulpmiddelen voor de opmeting (die met re gistrerende tachymeters wordt uitgevoerd), een code systeem, een zeer omvangrijk computersysteem voor de verwerking, en een database. In het computersysteem zijn de in het begin van de jaren '70 ontwikkelde NS- programma's voor vereffening en toetsing en voor tracé berekening opgenomen, ontdaan van de faciliteiten die voor dit doel niet nodig zijn. Het systeem kan het beste worden omschreven aan de hand van het verloop van het produktieproces. a. Meting De opneming van bogen in het DRIVER-systeem wordt voorbereid door NS (documenteren van spoortechni- sche bijzonderheden en noodzakelijke afwijkingen van het standaardpatroon enz.). Daarna wordt de meting op gedragen aan één van de twee daarvoor geëquipeerde ingenieursbureaus (Van Steenis of Oranjewoud). Het mag op deze plaats worden gezegd dat deze firma's een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikke ling van het meetsysteem, en vooral ook, dat de voor treffelijke wijze waarop zij de metingen uitvoeren een be langrijke factor is in het welslagen van het hele systeem. Zij zijn inmiddels ook formeel bevoegd om de reglemen tair verplichte (maar ook letterlijk levensbelangrijke!) vei ligheidsman uit eigen gelederen te recruteren. Het volgende schema geeft aan wat per strekkende kilo meter baanvak dubbelspoor (geëlektrificeerd) wordt ge meten: voerstralen punten per km regis per punt (dubbelspoor) traties referentiepunten 3 16x2 96 dwangpunten 3 gem. 4x2 24 spoorpunten (20 m) 2 50 x 2 200 knikpunten bovenleiding 2 16 x 2 64 andere standplaatsen (twee voor, twee achter) 1 8x4 32 enkele eigen RD-punten 2 4 8 totaal: 424 Bijzondere hulpmiddelen worden gebruikt voor de op meting van de referentiepunten (magnetische reflector drager; fig. 12), van de dwangpunten en overige spoor- punten (spoormal met verkantingsmeter; fig. 13) en van Fig. 12. Magnetische reflectordrager. Fig. 13. Reflectormal met verkantingsmeter voor de opmeting van de bestaande spoorligging. 308 NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 28