de knikpunten van de „rijdraad" van de bovenleiding („hengel"; fig. 14). De 20 m-punten van de bestaande spoorligging en de knikpunten van de rijdraad worden gebruikt als hulppunten bij de tracéberekening. De nylon hengel heeft een zeer hoge elektrische weerstand. Het codesysteem is eenvoudig, omdat de spoor- en rijdraad- punten (264 van de hierboven opgesomde 424 registra ties!) allen onder dezelfde code kunnen worden gere gistreerd (0 0)Deze registraties worden namelijk in het computersysteem volautomatisch paarsgewijs bij el kaar gezocht, over vier groepen verdeeld (linker spoor rechter spoor draad boven links draad boven rechts) en op volgorde gezet. De overige punten krijgen een eigen nummer, waarbij de referentiepunten worden voorzien van het „echte" nummer van de betreffende portaalmast (bijv. 31/16). De afgelezen verkanting wordt in mm geregistreerd in het coderegister van de tachymeter. Fig. 15 geeft een fragment van de „meetlijst". b. Coördinaatberekening De gemeten figuratie van standplaatsen en drievoudig aangemeten punten wordt vereffend volgens het twee de standaardvraagstuk, en getoetst volgens de B- methode [4), met de in hoofdstuk 5 genoemde stan daardafwijkingen en parameters. Verwerpingen komen slechts zeer zelden voor! De gebruikte programmatuur is in dit nummer beschreven in het artikel van Wessel en Koudijs. Fig. 14. Aanmeting van de rijdraad van de bovenleiding. NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 29