x x x
De puntsbepalingsmethode van de Nederlandse
Spoorwegen
door ir. P. F. H. Wessel, hoofd van de afdeling Land
meten van de Coöperatieve Vereniging Ingenieurs
bureau ,,Van Steenis" en
ing. H. Koudijs, landmeetkundige bij de NV Nederlandse
Spoorwegen.
(Het eerste hoofdstuk van dit artikel is verzorgd door
dr. ir. H. Quee.)
SUMMARY
The Netherlands Railways method for establishing coordi
nate points
It is shown how the Netherlands Railways establish fields of coordi
nate points both for photogrammetric control and control of tachy-
metric detailmeasurements for the engineering of railwayworks.
Modern theoretical methods for adjustment and testing are used to
ensure that precision and reliability of coordinates meet require
ments previously made.
ZUSAMMENFASSUNG
Das Festpunktfeld der Niederlandischen Eisenbahnen
Es wird beschrieben mit welchen Methoden für Entwurf, Messung
und Ausgleichung die Festpunktfelder in den Niederlandischen
Eisenbahnen aufgebaut werden.
Die Punktfelder haben zwei Zielsetzungen: die Bestimmung von
Passpunkten für die Photogrammetrische Kartierung der Bahn-
anlagen, und die Vorhaltung von Anschlusspunkten für tachymetri-
sche Detailmessungen und Absteckungen.
Es wird gezeigt wie die Punktfelder mit Bezug auf diese Anwen-
dungen bestimmten Genauigkeitsanforderungen entsprechen.
1. Functies en kwaliteitseisen
De eerste impuls tot de systematische opbouw van
meetkundige grondslagen in het spoorwegnet werd ge
leverd door de behoefte aan paspunten voor de voorge
nomen fotogrammetrische herkaartering. De gekozen
inrichting van de grondslagen was aan die doelstelling
ontleend; er werd gekozen voor een zodanig paspunten-
patroon dat, bij fotoschaal 1 4 000 met langsoverlap
80%, elk stuk van de spoorbaan wordt bestreken door
een 60% stereomodel, waarin minimaal aan beide ran
den een dubbel paspunt voorkomt. Aan deze eis wordt
voldaan door een patroon, dat bestaat uit elke vierde en
vijfde, negende en tiende (enz.) portaalmast.
Bij dit patroon kan ook van elke toekomstige fotovlucht
elk stereomodel onafhankelijk (zonder aerotriangulatie)
worden gebruikt, en ook elke afzonderlijke foto (enkel-
beeldfotogrammetrie). De portaalmasten vormen zeer
goed identificeerbare paspunten met een in het alge
meen lange levensduur.
Om bepaalde redenen worden van de in het puntenveld
op te nemen bovenleidingsportalen beide masten opge
nomen. Dit leidt tot groepjes van vier punten; de groep
jes liggen op een onderlinge afstand van ongeveer 5 x
70 350 meter. Hierdoor wordt de basisstructuur van
de te meten grondslag bepaald: een polygoon met zijden
van 350 meter, waarbij uit elke standplaats de vier om
liggende portaalmasten worden aangemeten, elk met
twee voerstralen voor de controle (zie fig. 1).
Naarmate de opbouw van dit puntenveld vorderde, werd
nog een tweede toepassingsmogelijkheid voor de in
coördinaten bekende portaalmasten ontdekt, en ook
steeds meer gebruikt, namelijk om te dienen als aan-
sluitpunten voor terrestrische landmeetkundige werk
zaamheden, in het bijzonder tachymetrienetten voor de
landmeetkundige ondersteuning van spoorwegwerken.
Gaandeweg is duidelijk geworden, dat de aanwezigheid
vooraf van goede, in „natuurlijke" bovengrondse ob
jecten verzekerde meetkundige grondslag tot een aan
merkelijke efficiëncyverbetering van de werkzaamheden
van de buitendienst leidt, en ook tot kortere doorloop
tijden. De kosten van de opbouw van het puntenveld
worden hierdoor op den duur voor een belangrijk deel
terugverdiend.
Aangezien de standplaatsen van de grondslagnetten
nóch voor de fotogrammetrische nóch voor de land
meetkundige toepassing nodig zijn, worden deze niet
blijvend verzekerd en gearchiveerd. Er wordt dus ge
werkt met „wegwerppolygonen".
0 70 140 210 280 350 420 490 560 630 700 770 840 910
stereo model f/f 1
U<rt) 180 m-| stereomodet t.l/f.2
1— -ong 180 m-] slereomodel~l»2/f«3
koortenng uil
Fig. 1. De samenhang van het 350-meter ritme van de paspunten
met de ligging van stereomodellen 1 4 000, 80% overlapt. Het
stereomodel f+ 1 f+2 is niet nodig.
Kwaliteitseisen
Voor de fotogrammetrische toepassingen wordt de eis
gesteld dat eventuele fouten in de paspuntcoördinaten
niet zo groot mogen zijn, dat zij via het aansluitende
fotogrammetrische proces zouden leiden tot in de kaart
zichtbare verschillen, dat wil zeggen ten opzichte van de
als foutloos veronderstelde ruitkruisjes waarmee het RD-
net in de kaart wordt aangegeven. Dit is dus een eis aan
de externe betrouwbaarheid ten opzichte van de RD-
punten na de tweede fase-vereffening. Gelet op de
kaartschaal 1 1 000 wordt deze eis voor de standplaat
sen gesteld op (a0 0,001 en P 0,8):
~XRD| en RD| 12 cm
Deze eis bedraagt 15 cm voor 0,9. De grenswaarden
van de paspunten liggen nagenoeg op hetzelfde niveau.
Indien het grondslagnet wordt vereffend op als niet-
stochastisch aangenomen RD-punten, hoeft de ge
noemde criteriumgrootheid niet te worden gerelateerd
286
NGT GEODESIA 84