precisie halve lange as van standaardellips 5 cm O externe betrouwbaarheid grootste grenswaarden vektorlengtes) 10 cm 5 cm 0 32- standplaatsen 106 versie 1 Niet - stochastische aansluitpunten versie 2 Stochastische aansluitpunten c0=0 c, 2.2 A Schrankingsbosis Fig. 7. Grafiek van precisie en externe betrouwbaarheid van het net Holten-Almelo. Ten aanzien van de grootte van de standaardellipsen van de berekende punten is een zeer regelmatig verloop te bespeuren (zie ook fig. 7). Aan beide uiteinden van de grondslag hebben deze ellipsen een halve lange as van ongeveer 2 cm, die tamelijk regelmatig oploopt tot 5 cm in het midden; de zwakke plek tussen 50 en 60 is ook hier goed zichtbaar. Wat betreft de externe betrouwbaarheid valt op, dat er nu veel meer grenswaarden groter zijn dan 5 cm. Overigens bedraagt de grootste grenswaarde van een coördinaat 9,4 cm, wat nauwelijks groter is dan in versie 1 Gezien de in hoofdstuk 1 gestelde eis dat fouten niet zichtbaar mogen zijn in de kaart, kunnen we dus zeker stellen dat grondslagen in deze vorm voldoen; een zwak ke grondslag als Holten - Almelo heeft een grootste grenswaarde van 9,4 cm in een afzonderlijke coördinaat; de grenswaarde van de vectorlengte bedraagt daar 10,4 cm; dit is ruim binnen het in hoofdstuk 1 gestelde crite rium. Ten aanzien van het gebruik van de punten voor land meetkundige toepassingen zijn deze resultaten ook aan vaardbaar; de grenswaarden van de vereffende coördi naten, die bij een bepaalde waarnemingsgrootheid beho ren, vertonen namelijk een zeer gelijkmatig verloop aan weerszijden van het maximum effect, waardoor in een klein gebied slechts een geringe vervorming optreedt. Zie ook hetgeen op dit punt in hoofdstuk 1 is gesteld. Een belangrijke illustratie van de kwaliteit van dit type grondslagnetten wordt nog gevormd door de sluitvecto- ren tussen de RD-aansluitpunten en het in eerste fase vereffende net. Het net van fig. 6 vertoont, bij gelijk vormigheidstransformatie op de punten HLT 225 en 280313, sluitvectoren met lengtes van 16, 22, 42, 38, 34, 290 18, 6 en 10 cm, voor respectievelijk 289302, 349206, 289201, 289305, 289546, 289301, 289320 en 280204. Hierbij wordt aangetekend, dat de twee transformatie- punten ongeveer 22 km van elkaar liggen; het net is ge meten langs de 26 km lange spoorbaan (zie fig. 8). ,280313 Fig. 8. Sluitvectoren na de eerste fase-vereffening. In het in fig. 2 weergegeven, veel fraaiere net (lengte 16 km) heeft punt 409205 een sluitvector van 28 cm; alle an dere sluitvectoren zijn, met uitzondering van het uiter aard zeer zwak bepaalde 400305 (vector 120 cm), korter dan 10 cm. Dit is het normale niveau; het gebeurt maar zelden, dat er grotere sluitvectoren dan enkele deci meters worden aangetroffen. Dit leidt tot de ondeugen de opmerking, dat NS redelijk tevreden is met het (derde orde) RD-net! 4. Produktieproces a. Planning De grondslagnetten worden baanvakgewijze geprodu ceerd volgens een planning die wordt ontleend aan de jaarplannen voor de baanvakkaarteringen. Hierbij wordt in principe een half jaar afstand gehouden tussen het ge reedkomen van de paspunten en de start van de foto- grammetrische kaartering. De omvang van de grond slagnetten wordt op minimaal 10 km gehouden. b. Voorverkenning Voor elk net wordt door NS een „voorverkenning" in het terrein uitgevoerd; hierbij worden de mogelijkheden (en onmogelijkheden!) betreffende aansluitpunten glo baal beoordeeld en verdere bijzonderheden gedocumen teerd. In het samenspel met het ingenieursbureau dat de meting uitvoert, is het van belang dat de opdrachtgever ook zelf een inzicht heeft in de praktische haalbaarheid van de verschillende constructiemogelijkheden. In moei lijke terreinomstandigheden kunnen dan vooraf afspra ken worden gemaakt over eventuele kostenverhogende extra constructies; na afloop verschaft de eigen voorver kenning een mogelijkheid om de werkzaamheden van het ingenieursbureau (niet alleen de meting, maar ook de verdere uitwerking van het ontwerp van het net) te beoordelen. c. Meting Het ingenieursbureau Van Steenis dat sinds 1977 de me ting van de grondslagnetten van NS verzorgt, ontvangt de voorverkenning met de aanduiding van te gebruiken „hoge" en „lage" RD-punten en verdere relevante ge gevens. Deze voorverkenning wordt tijdens de meting, NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 8