o o o o o o °5 die wordt uitgevoerd door een driemans meetploeg, uit gewerkt en aangepast. De eerste zorg is de keuze van standplaatsen met vrij zicht naar alle te meten richtingen in de baan, maar vooral naar de hoge richtpunten. Hier bij mag echter geen te grote verstoring ontstaan in het dwingende ritme van de zijdelengten van 350 m. Bij pro bleemgevallen zal men direct moeten beslissen of en welke hulpconstructies efficiënt kunnen worden toege past; de meting moet doorgaan, omdat het aangenomen werk is! In hoofdstuk 2 zijn de nodige oplossingen al genoemd. De standplaatsen worden verzekerd met korte lichte bui zen; er wordt tenslotte een wegwerppolygoon gemeten. Daarmee wordt de kans vermeden om ondergrondse lei dingen te raken. De buizen kunnen snel worden ge plaatst en vergroten de langs de spoorbaan mee te slepen uitrusting niet al te veel. De aanmeting beperkt zich tot de afstand uit de naastliggende spoorstaaf; an dere maten komen uit de toch te verrichten voerstraal- meting naar de vier omliggende portaalmasten. Meting langs het spoor is een onrustig gebeuren. De trei nen daveren op korte afstand langs de standplaats en men loopt een vlotte kans, dat de oriëntering van het in strument daarbij wordt verstoord. De centrering loopt minder gevaar. Bij de opname in de eerste jaren, met theodoliet en daarop geplaatste elektro-optische af standmeter met handmatige registratie, kon bij de grondslagmeting in twee dubbelseries een treinpassage hoogstens het hermeten van een serie betekenen. De opname van de detailpunten die daarna gebeurde, werd ingepakt tusen twee oriënteringsmetingen. Thans wor den de metingen uitgevoerd met een zelfregistrerende tachymeter en gebeurt de richtings- en afstandmeting van grondslag- en detailpunten direct na elkaar in beide kijkerstanden, al lopend van achter- naar voorrichting. De lengtes van de polygoonzijden worden van weers zijden gemeten. Om een mogelijke verstoring van de horizontale en verti cale oriëntering op te vangen, wordt in iedere stand plaats de meting begonnen en beëindigd met een rich tingsmeting naar een referentiepunt. Zeker na een trein passage wordt die richting gecontroleerd en bij een ge constateerde afwijking weer in twee kijkerstanden ge meten. Per standplaats worden de masten van de twee nabije portalen opgenomen (zie fig. 9). De uitvoering van de masten is voor het overgrote deel in H-profiel, en daarin bestaan nog diverse typen. Verder treffen we nog ver schillende soorten betonnen masten aan. Met behulp van reflectormallen aan de mast worden twee diametrale punten op vaste afstand uit het mastmidden ingemeten. Verder worden de hectometerpalen ingemeten; deze zijn een belangrijk hulpmiddel bij de fotogrammetrische baanvakkaartering, maar slecht zichtbaar in de lucht foto. Fig. 9. De aanmeting van vier masten. NGT GEODESIA 84 Het gebruik van de tachymeter maakt het mogelijk de grondslagmeting te beperken tot één dubbelserie. Hier mee worden instrumentele afwijkingen geregistreerd. Uitschieters in de regelmaat hiervan wijzen op fouten bij het richten of signaal houden; afleesfouten worden niet meer gemaakt. Meerdere series verhogen niet significant de waSrnemingsnauwkeurigheid. Uiteraard krijgt elke waarneming een code mee voor het gemeten object. Die code is numeriek. Alle waarnemingen worden vastgelegd in een geheu gen; de eerste regel daarvan bevat administratieve gege vens. De geheugeninhoud wordt 's avonds door de land meter per telefoon overgeseind naar de onbemande computer van het kantoor in Utrecht. Jammer genoeg is de Dac 100 die de landmeter daarbij gebruikt, niet zo in telligent dat bij één keer overseinen direct eventuele ver minking van de gegevens door lijnstoring kan worden hersteld. Ter controle moet steeds een tweede keer wor den overgeseind, waarbij de landmeter de fouten kan doen herstellen. De computer verzorgt'de juiste naam en het format van deze file, en 's morgens staat de geheu geninhoud op schijf en is uitgelijst; de landmeter heeft dan het geheugen weer tot zijn beschikking. Bij de controle op logische en codeerfouten, maar ook op richtfouten, wordt een tafelcomputer ingeschakeld. Alle meetfiles worden in een groot meetbestand ver zameld. Er wordt gecontroleerd op de referentierichting, de richtings- en lengtemetingen, de sluitfouten van kringvormige nevenpolygonen, en de sluitfouten in de waaiers. Bij dit laatste onderdeel krijgt men tevens de in druk van de kwaliteit van het polygoondeel dat voor die waaier is gebruikt. Verdere controle gebeurt op de vaste onderlinge afstand van de twee meetpunten in elke mast, en op de regelmaat van de lengte en de oriëntering van de portalen. Hierbij komen ook codeerfouten aan het licht. Daarna volgt de conversie van het meetbe stand met zijn numerieke codes en in serie gemeten rich tingen naar een bestand dat NS vraagt voor zijn vereffe- 79 1 001 000900 0 000 341.8448 100.0294 292.796 80 1 001 000900 0 o O O 141.8498 299.9612 292779 81 1 001 310202 0 0.00 133.4798 987370 0000 88 1 001 310202 0.00 333.4886 301.3290 0.000 83 4 001 600183 0 000 139.1528 100.0432 257.778 84 5 001 000000 000 399 09op 99.6166 0.000 85 1 001 000008 0 0.00 348.0124 100.0768 385.340 86 1 001 000008 0 0.00 148.0168 2999208 385334 87 4 001 600.1.84 0 0.00 142.3556 100.3014 157.844 88 O O 389207 0 0.00 307.9484 993836 0.000 89 1 001. 389207 0.00 107.9520 300.4824 0.000 90 1 001 389208 000 307.9506 993938 0.000 91 O O 389208 0 0.00 107.9558 300.4708 0.000 98 4 001 600185 0 0.00 129.5418 100.2582 58.943 93 5 001 000000 0.00 3999980 99.6170 0000 94 4 001 00:1.816 0.00 141.5958 100.3374 41.737 4 001 001816 0 0.00 140.9674 100.0748 41.751 96 4 001 001815 0 0.00 128.0618 100.1138 42.760 O 7 4 001 001815 0 0.00 127.4660 99.8824 42.861 j, CONVERSIE 24 1 BI8.8-1 199.8604 100.0 292.787 0 25 1 310202 391.4943 100.0 .0 0 26 1 HHP 18.3 397.1670 100.0 257.771 1 27 1 2 200.0288 100.0 385.33.6 0 28 1 HHP 18.4 3706 100.0 157.842 1 29 1 38920701165.9644 100.0 .0 0 30 1 38920702165.9674 100.0 .0 0 31 1 HHP 18.5 387.5568 100.0 58.942 1 32 1 Hl8/16 399.2977 100.0 41.743 1 33 1 Hl8/15 385.7794 100.0 42.809 1 Fig. 10. De automatische conversie van het registratiebestand naar het invoerbestand voor het vereffeningsprogramma van NS. 291

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 9