veel invloed hebben op de structuur van de informatie
voorziening. Deze persoonlijke invloeden hebben zeker
bijgedragen tot de wildgroei, die in de verschillende ge
meenten in de kadastrale informatievoorziening is ont
staan.
In het eerder genoemde BOCO-rapport no. 9 [4] werd na
een enquête bij diverse gemeenten betreffende de daar
aanwezige kadastrale bestanden opgemerkt dat:
- die bestanden minder actueel zijn;
- er soms diverse mutatieverwerkende afdelingen zijn;
- de inhoud van de bestanden, die door die afdelingen
op eigen initiatief worden aangelegd, uiteenloopt.
In dit verband zijn eveneens onderstaande conclusies uit
het rapport Definitiestudie gevolgen automatisering
Kadaster" van belang [5]. Dit rapport is gebaseerd op
een enquête bij een aantal gemeenten in de regio
Midden- en West-Brabant:
- de kadastrale informatie wordt door vrijwel alle geën
quêteerde instanties gebruikt in gemeentelijke admi
nistraties;
- de kadastrale informatie wordt zowel rechtstreeks
van het Kadaster als via andere gemeentelijke instan
ties (o.a. Gemeentekadaster) betrokken;
- de behoefte aan kadastrale informatie wordt voor on
geveer 70% gedekt door gegevens welke voorkomen
in het Gemeentekadaster;
- door meerdere gemeentelijke instanties worden in de
loop van het jaar gegevens opgehaald bij het Ka
daster;
- over het algemeen is geen sprake van een centrale in
stantie die de kadastrale informatie beheert en distri
bueert binnen de gemeentelijke organisatie;
- de kadastrale informatie wordt in het algemeen nog
handmatig verwerkt.
Uit de verschillende onderzoeken is voldoende gebleken,
dat bij de kadastrale informatievoorziening binnen de ge
meenten een behoorlijke wildgroei valt te bespeuren. Af
hankelijk van de aanwezige behoefte aan kadastrale in
formatie gaan de diverse gemeentelijke instanties vaak
een eigen weg. Deze situatie is in de loop der tijd ge
groeid. Wel valt op te merken dat, als gemeenten tot
automatisering overgaan, men gaat zoeken naar een
gestructureerde opzet, waarbij de keuze dan weer valt
op één kadastraal systeem van waaruit de diverse ge
meentelijke instanties grotendeels in hun behoefte kun
nen voorzien. In hoeverre zo'n systeem in deze behoefte
moet kunnen voorzien (o.a. hoe actueel het moet zijn),
is dan een afweging van kosten en baten. Deze ont
wikkeling zal wellicht in de komende jaren nog worden
versneld, als vanuit het Kadaster door middel van de
AKR de gegevens geautomatiseerd kunnen worden aan
geleverd.
4. Publiekrechtelijke rechtstoestand
Als een van de meest kenmerkende eigenschappen van
het recht betreffende onroerend goed wordt door prof.
De Haan genoemd: de ligging ervan in het grensgebied
van publiek- en privaatrecht [6].
Prof. Bogaerts heeft over de registratie van de rechts
toestand al eens opgemerkt [7]:
,,Het Kadaster heeft door zijn monopoliepositie op het
terrein van de informatieverzorging van de rechtstoe
stand wei enige verplichtingen. Weliswaar worden in de
kadastrale registers aantekeningen geplaatst over pu
bliekrechtelijke lasten met zakelijke werking, zoals aan
wijzing tot beschermd monument, schuldplichtigheid
NGT GEODESIA 84
vanwege de Deltawet enz., maar dit stelsel is nog aller
minst volledig. Wat echter in het geheel niet wordt gere
gistreerd zijn de toenemende erfdienstbaarheden, ket-
tingbedingen en bijzondere voorwaarden bij de uitgifte
van grond in eigendom, resp. in erfpacht door gemeen
ten. Zonder mij hier uit te laten over de juistheid van de
privaat- en publiekrechtelijke instrumenten toegepast in
het grondbeleid van de gemeenten kunnen wij wel stel
len dat deze zaken voor de burger even belangrijk wor
den als de prijs die hij voor zijn perceel grond moet be
talen. In ieder geval leeft bij het notariaat de wens om
ten behoeve van het nagaan van administratief-rechte-
Hjke beïnvloeding van de bevoegdheden van eigenaren
te beschikken over een eenvoudig toegankelijke admi
nistratie. Uit het voorgaande is duidelijk dat dit naar mijn
mening een kadastrale taak is".
Op zich is deze administratiefrechtelijke beïnvloeding
een vrij logische zaak. De overheden stellen zich tot taak
de verschillende functies die het onroerend goed kan
hebben, zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Dit
is dikwijls slechts mogelijk door beperkingen op te
leggen aan de private rechten op deze onroerende goe
deren.
Bij uitgifte in erfpacht kunnen gemeenten door vaststel
ling van algemene en bijzondere bepalingen blijvende in
vloed uitoefenen op aard en gebruik van deze onroe
rende goederen. Niet zelden is deze mogelijkheid benut
om datgene te bereiken, wat door middel van wetgeving
op het gebied van de ruimtelijke ordening nog niet
mogelijk was (of is). Weliswaar zijn dit soort beperkingen
in de openbare registers opgenomen, maar het raadple
gen ervan kost veelal veel moeite.
Ook gebruik van kettingbedingen, verkoopregulerende
bepalingen, boeteclausules, enz. in akten zijn slechts in
de brondocumenten op hun strekking te waarderen.
Hierdoor zullen deze bepalingen op den duur even moei
lijk zijn te achterhalen als nu vaak het geval is met
„oudere" erfdienstbaarheden, waarvoor dikwijls enorm
omslachtige onderzoeken moeten plaatsvinden. In elk
geval is een directe, gerichte toegankelijkheid niet aan
wezig.
Naast de privaatrechtelijke toestand worden bij het Ka
daster een beperkt aantal eigendomsbeperkende maat
regelen en publiekrechtelijke lasten geregistreerd. Deze
lasten hebben bijvoorbeeld betrekking op ruil- of herver
kavelingsrente. In de kadastrale legger (straks ook in
AKR) wordt bij de percelen aangegeven, of hierop eigen
domsbeperkende maatregelen van kracht zijn. Deze
kunnen zijn gebaseerd op een aantal wetten, onder meer
Belemmeringenwetten, Monumentenwet, Deltawet,
Natuurschoonwet 1928, Natuurbeschermingswet e.d.
Er doen zich echter nog een aantal andere vormen voor,
waardoor beperkingen aan private zakelijke rechten kun
nen worden opgelegd. Bogaerts geeft dit aan door te
stellen, dat het huidige stelsel allerminst volledig is. Of
zoals Ten Kroode in [8] het uitdrukt: ,,Het aantal aan
tekeningen in de kadastrale leggers staat in geen enkele
verhouding tot het totaal aantal aan onroerende zaken
opgelegde beperkingen". Zo heeft met name de lokale
overheid (gemeenten) de mogelijkheid om door middel
van beschikkingen en (bindende) WRO-plannen beper
kingen op te leggen inzake bestemming, inrichting en
beheer van onroerende goederen. Bogaerts ziet hier een
kadastrale taak. Uit hoofde van openbaarheid behoort
een overheid die gebruik maakt van deze publiekrechte
lijke en ook van de eerder genoemde privaatrechtelijke
337