Decentralisatie kadastertaken
door ing. A. J. G. Zinken, hoofd van het Stafbureau van de gemeente Echt.
Inleiding
Bij Koninklijk Besluit no. 69 van 17 mei 1984 is, op voor
stel van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruim
telijke Ordening en Milieubeheer, en van de Staatssecre
taris Binnenlandse Zaken, de voorlopige Raad voor Vast
goedinformatie (RAVI) ingesteld. De taak van de Raad is
onder meer de Minister van Volkshuisvesting, Ruimte
lijke Ordening en Milieubeheer te adviseren over de in
richting en het beheer van de vastgoedinformatievoor
ziening en het uitvoeren van onderzoek op dat gebied.
Wil de RAVI goed afgewogen adviezen uitbrengen, dan
lijkt het zinvol om vooraf de grote groep vastgoedinfor
matici de kans te geven in te spreken in een soort vakge
richte „brede maatschappelijke discussie".
De Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers en
de gemeenten zijn de grootste verzamelaars van vast
goedinformatie en het is van eminent belang, dat goede
taakafspraken worden gemaakt over efficiënte en func
tionele activiteiten. Rapport no. 10 van de Bestuur
lijke Overlegcommissie voor Overheidsautomatisering
(BOCO) geeft hieromtrent een aantal aanbevelingen.
In dit artikel wil ik wat dieper ingaan op de vraag of een
aantal taken van het Kadaster zullen moeten worden
overgedragen aan de gemeenten. Deze vraag is actueel
door onder meer de automatisering, de bezuiniging, de
privatisering en de decentralisering. De overdracht van
een aantal kadastertaken kan als consequentie hebben,
dat de provinciale directies van het Kadaster zouden
kunnen worden opgeheven. Uiteraard is realisering van
de, voor sommigen revolutionair klinkende, decentrali
satiegedachte op korte termijn niet mogelijk. Op lange
termijn echter is een taakoverdracht wèl noodzakelijk om
enige structuur te brengen in de registratiedoolhof van
vastgoedinformatie.
Taak Kadaster
Oorspronkelijk is het Kadaster opgezet ten behoeve van
de heffing van de grondbelasting. Vanaf 1979 wordt ech
ter geen grondbelasting meer geheven. Daardoor verviel
de toch al smalle wettelijke basis van het Kadaster, te
weten de Wet op de Grondbelasting. De huidige pri
maire taak van het Kadaster is het dienen als informatie
bron van gegevens over onroerende zaken en daarop ge
vestigde rechten. Die taak is concreet vastgelegd in arti
kel 3 lid 1 van de ontwerp-Kadasterwet, die zegt dat er
een Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Re
gisters is die mede in het belang van de rechtszekerheid
tot taak heeft:
a. het houden van openbare registers, waarin feiten die
voor de rechtstoestand van registergoederen van be
lang zijn, worden ingeschreven;
b. het houden en bijwerken van de kadastrale registra
tie, alsmede het vervaardigen, houden en bijwerken
van de kadastrale kaarten en de daaraan ten grond
slag liggende bescheiden, zodanig, dat zij gezamen
lijk de rechtstoestand en de feitelijke gesteldheid van
onroerende zaken, alsmede de rechtstoestand van
beperkte rechten waaraan die zaken zijn onderwor
pen weergeven, volgens de bij de Rijksdienst beken
de gegevens;
c. het vervaardigen, houden en bijwerken van een
Grootschalige Basiskaart van Nederland;
d. het in stand houden van een net van coördinaatpun-
ten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, be
staande uit punten van de eerste, tweede en derde
orde, alsmede uit hoofdpunten;
e. het houden en bijhouden van een registratie voor
schepen;
f. het houden en bijhouden van een registratie voor
luchtvaartuigen, en
g. het verstrekken van inlichtingen omtrent gegevens,
door de Rijksdienst verkregen in het kader van vervul
ling van de haar opgedragen taken.
Lid 2 geeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer de bevoegdheid de Rijksdienst
andere taken dan voornoemd op te dragen en volgens lid
3 stelt de Minister jaarlijks in de maand januari een over
zicht op van de gegevenssoorten die in de kadastrale
registratie, de registratie voor schepen en de registratie
voor luchtvaartuigen zijn opgenomen, alsmede van de
gegevenssoorten die op de door de Rijksdienst gehou
den kaarten worden weergegeven.
Bezuiniging
Volgens de toelichting bij de Rijksbegroting hoofdstuk XI
no. 2 is in het kader van de ombuigingsoperatie van de
rijksbegroting besloten, dat de Dienst van het Kadaster
en de Openbare Registers zou moeten functioneren met
een sluitende begroting. Het profijtbeginsel, aldus de
toelichting, zal daarom sterker dan voorheen worden
toegepast. Dat betekende, dat de middelen fors moes
ten worden verhoogd om de uitgaven te kunnen dekken.
Bij brief van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimte
lijke Ordening en Milieubeheer van 21 december 1981
aan de Tweede Kamer is kenbaar gemaakt, dat het
kostendekkend maken van het Kadaster in twee fasen
zou kunnen plaatsvinden. Die fasen betekenden een fik
se verhoging van het kadastrale recht. (De gemeente
NGT GEODESIA 84
345