(SetntoeltL nederlands geodetisch tijdschrift Enkele beschouwingen over het toetsen van hypothesen o2 o2 A VwT Vw door prof. ir. J. van Mierlo, hoogleraar aan de Technische Universiteit van Karlsruhe. SUMMARY Some considerations on testing hypotheses A general test statistic for a linear hypothesis with more than one parameter is derived using the adjust ment model with condition equations (the first standard problem). Data-snooping is a special application of the derived test statistic. Keeping the non-centrality parameter for the global test on the a posteriori variance factor and the specified linear alternative hypothesis, constant, one can relate the significance levels of both tests as was proposed by Baarda. 1. Inleiding In de laatste jaren is in de geodetische literatuur veel aandacht geschonken aan het opsporen van fouten in waarnemingen. In 1967 stelde prof. Baarda de B- methode van toetsen voor. Deze methode toetst in prin cipe alle mogelijke gespecificeerde modelfouten. Deze modelfouten zijn echter afhankelijk van één parameter. In dit artikel zal de toetsing van modelfouten worden be schouwd, die van meerdere parameters afhankelijk zijn. Een voorbeeld is de gemeenschappelijke toetsing van beide coördinaten van een RD-punt. 2. Modelaannamen Aangenomen wordt, dat de n x n-covariantiematrix C van de waarnemingen l„ In bekend is. Als o2 de variantiefactor voorstelt en Q de gewichtscoëfficiënten- matrix van de waarnemingsvector I (I,, ln)T, dan geldt C o2 Q o2 P"1 (2.1) De matrix P is de gewichtsmatrix. Tussen de midwaar- den T (I,, ln)T worden b-relaties bekend veron dersteld: U T - u0 0 (2.2) Hierin is U een b x n-matrix en u0 een b x 1-vector. De nulhypothese H0 die het vereffeningsmodel be schrijft, bestaat uit het kansmodel (2.1) en het voor- waardemodel (2.2). Substitueert men de waarnemingen in de voorwaardevergelijkingen, dan ontstaan de nul grootheden w: w UI un (2.3) De gewichtscoëfficiëntenmatrix van de nulgrootheden duidt men aan met Q^. Door toepassing van de voort- plantingswet der gewichtscoëfficiënten krijgt men (L u Q UT (2.4) Toepassing van het rekenalgorithme van de methode der kleinste kwadraten geeft de correctievector v (v,, vn)T, ofwel v - Q UT Q^1 w (2.5) De gewichtscoëfficiëntenmatrix van de correcties wordt Qvv genoemd. Uit (2.5) volgt met (2.4) Q,, OUT CU-' U Q (2.6) Tot nu toe is stilzwijgend aangenomen, dat de nulhypo these H0 geldig is. Niet onmogelijk moet worden geacht, dat fouten zijn gemaakt, ondanks alle mogelijke zorg die aan meting en berekening is besteed. Zijn er fouten gemaakt, dan heeft men niet met waarnemingen I, maar met I' te doen. Het verschil tussen de midwaar- den T' en T is de „modelfout" VI, dus I' I VI (2.7) Aangenomen wordt, dat de covariantiematrices van de waarnemingsgrootheden I' en I gelijk zijn. In (2.7) wordt een alternatieve hypothese Ha beschreven, echter zon der enige specificatie. In werkelijkheid weet men natuur lijk niet of men fouten heeft gemaakt, m.a.w. men weet niet welke hypothese geldig is, H0 of Ha. De statistische grootheid waaraan het al dan niet verwerpen van de nul hypothese H0 wordt verbonden, heet toetsingsgroot heid. Bij normaal verdeelde waarnemingsgrootheden en bekende variantiefactor o2 is de toetsingsgrootheid vTPv T X2 (b) (2.8) T heeft een chi-kwadraatverdeling met b vrijheids graden. De steeds gebruikte toets op aanvaardbaarheid van de nulhypothese H0 is: Als \#T D» v2 (1 _c; b) (2.9) T X2 verwerp dan H0; indien anders, aanvaard dan H0. Onder Ha geldt, dat de midwaarden van de nulgrootheden w niet langer nul zijn, maar w Ha U (l~+ VI) - u0 ofwel w| Ha U VI Vw (2.10) Onder de alternatieve hypothese Ha heeft de toetsings grootheid (2.8) de niet-centrale chi-kwadraatverdeling met de niet-centraliteitsparameter: (2.11) Voor (2.11) kan men met (2.6) en (2.10) ook schrijven NGT GEODESIA 84 329

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 3