a yiT po^p vi I Ha (b,A) Ab II y II2 3 yT M y x2 (q) (3.8) A VT M y cr cr Nu geldt onder de alternatieve hypothese vTPv (2.12) (2.13) In de praktijk is A onbekend, omdat men VI niet kent, zie (2.12). Neemt men voor A een waarde aan, dan kan men het onderscheidingsvermogen Ab van de toets (2.9) berekenen (zie fig.1). Ab Pr (X'2 (b, A) X2 (1 - er; b)) f '2 (b, A)) f (X2 <b)) W\W o X2 (1 - er; b) Fig. 1. X2 (b) X2 (b, A) VI, 1 0 Vl2 0 0 Vl3 0 1 VI4 0 0 VIB 0 0 3. Specificatie van Ha Aangenomen wordt, dat de alternatieve hypothese Ha kan worden geschreven in de vorm VI By (3.1) waarin B een gegeven n x q-matrix en y een onbekende q x 1-vector voorstelt. De voorwaarde q b moet ver vuld zijn. Ter verduidelijking kan het volgende voorbeeld dienen. Met q 2 en n 5 krijgt men bijvoorbeeld Deze alternatieve hypothese veronderstelt dus een fout in de eerste waarneming ter grootte y, en een fout in de derde waarneming ter grootte y2. Substitueert men (3.1) in (2.10), dan wordt Vw U B y (3.2) Onder de alternatieve hypothese Ha geldt w' UI' - u0 dus voor de midwaarde w'zie (2.10), w' Cll' - u0 Vw (3.3) Met (3.2) wordt (3.3): w' UB y (3.4) De vergelijking (3.4) is het vereffeningsmodel van het tweede standaardvraagstuk: „Waarnemingen" w' „onbekenden" y. De gewichtscoëfficiëntenmatrix van w' is gelijk aan die van w, zie aanname bij (2.7). Volgens de methode der kleinste kwadraten verkrijgt men dan voor y een beste schatting y uit y (BT UT CU1 UB)"1 B^Q^1 w (3.5) Met behulp van (2.5) en (2.6) kan men voor de schatting y schrijven y - (BTP Qw P B)"1 BTP v (3.6) Opgemerkt dient te worden, dat men in de praktijk slechts een waarnemingsgreep ter beschikking heeft en dat men niet weet of men met H0 of Ha te doen heeft. De nulgrootheden worden ongeacht de geldigheid van H0 of Ha steeds berekend door substitutie van de waar nemingen in de voorwaardevergelijkingen. Het vereffe- ningsalgorithme geeft dan correcties v,, vn. Een schatting voor de modelfout volgt door substitutie van (3.6) in (3.1). Onder de nulhypothese H0 bezit de schat ting y een q-dimensionale normale verdeling met mid waarde nul en covariantiematrix er2 M_1 met M BT P Qw P B (3.7) Het kwadraat van de gewogen norm van y heeft onder H0 dan een chi-kwadraatverdeling met q-vrijheidsgra- den, vergelijk (2.8) en [Koch, 1980] cr Als toetsingsgrootheid kan men (3.8) gebruiken. Is y ||2 X2 (1 -aq; q) (3.9) dan wordt H0 verworpen en de alternatieve hypothese (3.1) aanvaard. Onder Ha geldt, dat y een zuivere schatter is van y. Dan bezit y ||2 onder Ha de niet-centrale chi-kwadraatver- deling [Koch, 1980] y ||2 Ha X2 (q,A) (3.10) met (3.11) Met (3.7) en (3.1) wordt wederom de niet-centraliteits- parameter (2.12) verkregen A VIT P Qvv P V I (3-12) Opvallend is, dat de toetsingsgrootheden (2.8) en (3.9) onder de alternatieve hypothese Ha dezelfde niet-cen- traliteitsparameter A bezitten en beide een niet-centrale chi-kwadraatverdeling hebben met b resp. q vrijheids graden. Neemt men voor A een waarde aan, dan wordt het onderscheidingsvermogen Aq berekend uit Aq Pr [X'2 (q,A) X2 (1 -aq q) (3.13) Eist men voor de toets (2.9) een gelijk onderscheidings vermogen Ab Aq' dan kan men bÜ gegeven b, q en cr de onbetrouwbaarheid aq bepalen. Dit is de grondge dachte van de B-methode van toetsen [Baarda, 1968]. 4. Verband met de toetsingsgrootheid van Baarda Uit (3.8) volgt met (3.6) en (3.7) y ||2 (vT P B) M_1 (BT Pv) (4.1) De matrix M_1 kan men schrijven als het produkt van twee matrices (Cholesky decompositie) M-1 R RT (4.2) Stelt men nu t - RTBTP v (4.3) cr dan is t een q x 1-vector. Onder H0 geldt dat t (t, tq)T de q-dimensionale normaalverdeling bezit met midwaarden nul en als covariantiematrix de q x q- eenheidsmatrix. Bij geldigheid van de nulhypothese heeft de som van de kwadraten van t„ t2, tq een chi-kwadraatverdeling met q vrijheidsgraden. Men heeft dus q 1 (t;)2 X2 (q) (4.4) i 1 Nu geldt ook, zie (4.1), 330 NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 4